dinsdag, juli 22, 2008

Oosters

Er was eens - zo beginnen alle sprookjes bij ons - een kleine jongen, Sadi, in een klein dorpje in Indië, aan de rand van het grote woud.
Zoals overal, in alle gezinnen, over heel de wereld, verbood ook de moeder van Sadi haar zoontje om in het grote woud binnen te gaan, en ze vertelde afschrikwekkende verhalen over de grote tijgers, de grote wurgslangen, de kleine venijnige schorpioenen en zo meer, maar vooral vertelde ze over de vele kinderen die al generaties lang verdwenen waren in het bos en nooit teruggekeerd... Maar zoals alle kinderen over heel de wereld, ook bij ons, zijn ook in Indië de kinderen niet altijd gehoorzaam. En toen de kinderen van het dorp verstoppertje speelden, verborg hij zich in de rand van het woud. Dat kon geen kwaad, hij had het al meerdere keren gedaan, en hij wist de richting waaruit hij kwam en kon veilig terugkeren...
Maar toen plots een schreeuwende aap vlak bij hem uit een boom viel, schrok hij zo, dat hij in paniek wegliep van het gevaar...
Na een tijdje hoorde hij de aap niet meer (die evenzeer van hem geschrokken was als hij van de aap) en wilde hij terugkeren...Maar hoe hij ook zocht, hoe zeker hij ook dacht te zijn van de richting die hij uit moest, hij vond de rand van het woud niet meer terug.
Uren en uren dwaalde hij door het bos, telkens vol schrik halt houdend zodra hij iets hoorde, en in het grote bos hoor je altijd wel wat... Krijsende vogels, ritselende geluiden van de voortsnellende slangen door de massa dode bladeren, het geschreeuw van vechtende apen in de boomtoppen en noem maar op, om maar te zwijgen van het geluid van het woud zelf... het ruisen van de bladeren, het gesteun en gekraak van de bomen die buigen onder de druk van de wind...
Sadi was nog nooit zo bang geweest ! Hij dacht aan al die angstwekkende verhalen van zijn moeder en wou dat hij beter had geluisterd!
Toen kwam de nacht... En ik weet niet of u de nachten in de tropen kent, maar er is amper tijd tussen dag en nacht, hier kennen wij een lange avond, waarin het langzaamaan donker wordt, niet zo in de tropen ! Daar is de overgang tussen dag en nacht een kwestie van enkele minuten, en zeker als je in een woud zit, waar het zonlicht al maar met mondjesmaat doordringt tot op de bodem...
Sadi had dan ook weinig tijd om een schuilplaats te zoeken, en zijn idee om in een boom te kruipen bleek niet te werken, want in het woud hebben de hoge bomen geen lage takken, en de eerste takken zitten op meters en meters hoog... De enige min of meer dienstige schuilplaats die Sadi vond, was zich verbergen tussen de wortelplaten van een grote boom.
Hier hebben wij geen dergelijke bomen, maar in de tropen staan er bomen die onderaan de stam verticale plaatvormige wortels hebben, soms beginnen die al op meer dan twee meter van de bodem, en de grillig kronkelende platen vormen goede schuilplaatsen voor kleine dieren en dus ook voor kleine jongens zoals Sadi.
Hijhoopte maar dat er geen schorpioenen of giftige miljoenpoten zaten, en drukte zich zo diep mogelijk tussen de platen in, hij zat op zijn knieën, zijn gezicht naar de uitweg, met grote ogen te staren in het donkere woud. Hij durfde amper te ademen, ieder geluidje deed zijn hartje overslaan van schrik, en hij rammelde alle gebeden en gebedjes die zijn moeder hem leerde, inwendig maar oh zo diep gemeend af...
Maar schrik of geen schrik, bidden of niet, een kind is maar een kind, ook in Indië, en na een tijdje viel Sadi ondanks alles in slaap...
Toen hij wakker schrok van een hels geschreeuw van vogels in de boomtakken boven hem, was het al weer dag, en Sadi had honger, en Sadi had dorst.
Die dorst was niet het ergste, want Sadi wist dat je in de harten van sommige planten wel eens water vond, en ook al smaakte dit water wat vies en wat duf, het leste de dorst. Misschien was het wel het water dat hem de krampen bezorgde, of gewoon de honger, maar Sadi, die tenslotte maar een kleine jongen was weende van de pijn.
Hoelang hij weer gelopen had, hoezeer hij ook had gepoogd in de richting van de opgaande zon te lopen, er waren hele stukken waar hij amper licht zag, en rechtdoor lopen in een woud is er niet bij, je moet telkens weer uit de weg voor een of andere boom, soms liggen er woudreuzen op de grond, waar je omheen moet en voor een kleine jongen was het dan ook onmogelijk om de juiste richting aan te houden... en ook deze dag ging voorbij en ook nu kwam de nacht heel plots en heel snel... en ook nu was de enige schuilplaats die Sadi nog kon vinden in het duister, tussen de wortelen van een hoge boom...
En weer zat Sadi er met grote angstogen in het inktzwarte duister te turen, en weer beefde hij van schrik bij ieder geluid, en weer was het woud een bron van angstwekkende geluiden...
Die nacht sliep Sadi niet, niet alleen de schrik, maar ook de honger en de krampen hielden hem wakker, en hij was zo moe dat hij niet meer wist hoe hij moest slapen...
's Morgens bij het eerste licht stond hij wankelend op en dwaalde weer verder en verder door het onmetelijke grote woud, nu en dan wat drinkend uit een of andere plant waar hij wat water in vond staan.
Hoelang hij al weer aan het dwalen was wist hij niet, maar plots zag hij voor zich uit de rand van het woud. Je kunt die rand heel makkelijk zien, omdat alleen daar een echt licht is, en dat daar het licht zelfs een stuk tussen de bomen door in het woud schijnt.
Sadi was alle vermoeidheid, alle dorst en alle honger, alle krampen op slag vergeten, en drong zo snel hij kon door de dikke struiken die je altijd hebt aan de rand van het bos naar de open plaats, naar het licht naar de redding...
Arme Sadi, hij wist niet waar hij beland was !
Op de kleine ronde open plek stond één hut, en er was maar een kleine tuin bij het kleine huisje. Voor het huisje zag hij een heel mooie dame staan, met een prachtig gebatikte sarong, op koorden die tussen lange stokken gespannen waren hingen de mooiste stoffen die Sadi ooit had gezien, één en al kleur, één en al beweging.
De dame hoorde hem, keerde zich naar hem toe, en wenkte hem.
Sadi aarzelde, hij herinnerde zich verhalen over toverachtig mooie wezens die in feite boze demonen waren, hij herinnerde zich de verhalen over de schitterende kleren waar demonen zicht in zouden kleden... en er was iets aan het gezicht van de dame dat niet was zoals een gezicht hoorde te zijn... Sadi aarzelde, maar de vermoeidheid, de honger en de krampen deden hem toch naar de dame toe stappen, weliswaar wat aarzelend, maar toch...
De dame vroeg hem niets, zei hem niets, maar gaf hem eten en heerlijk koel een zuiver water om te drinken. Dan wees ze hem een hoek in de hut, waar zachte varens lagen, en met een volle maag, en vrij van dorst lei Sadi zich neer, en verdwaalde in een droomloze diepe slaap.
Toen hij wakker werd zag hij tot zijn schrik dat hij in een ijzeren kooi zat, en dat de lieve dame helemaal geen lieve dame was, maar de zo gevreesde afgrijselijke demon...
Iets verder zag Sadi plots nog een kooi, waarin een oude man zat, die hem vol deernis bekeek. Later, in de schaarse onbewaakte ogenblikken waarin ze met elkaar konden praten, bleek de man ook als kind in de val van de demon gelopen te zijn, en al zo veel jaren lang haar slaaf te zijn... Sadi kende ondertussen zijn lot al... Net als de oude man in de kooi naast hem, moest hij de fijne stoffen weven voor de demon en ze batikken in de meest schitterende patronen. Stond de kwaliteit van de stof of het patroon van de kleuren haar niet aan dan werden ze gepijnigd en kregen dagen geen eten en soms zelfs geen drinken...

Hoelang Sadi daar heeft gezeten weet ik niet, hij had de oude man weten sterven, en hij had een nieuw slachtoffer weten komen die ook in een kooi belandde...

Westerse sprookjes lopen steeds goed af, soms op een wrede manier, maar toch ze eindigen altijd ten goede... Zo niet de oosterse sprookjes !
Oosterse sprookjes zijn namelijk geen sprookjes, maar harde levenslessen, en dus lopen ze slecht af voor de ongehoorzame die ondanks het verbod toch in het woud binnenging...
Vind je het erg ? Vind je onze westerse sprookjes leuker ?
Tja, daar kan ik niks aan doen, ik heb je al in de titel gezegd dat dit oosters was.
En eigenlijk moet het je toch wel enigszins vertrouwd in de oren klinken ?
Is de religie in jouw gemeenschap ook niet Oosters van origine ? Begint het ook niet met een verhaal van een mens die in een paradijselijke tuin een appel plukte van die éne verboden boom ? En werden zij niet voor eeuwig verdreven uit het paradijs, en werden niet alleen zij, maar zelfs al hun nakomelingen voor die ene daad bestraft ?
Het oosterse denken is jou veel meer nabij dan je denkt.
Fatum en Kismet zijn ook jou noodlot.

Maar je hebt gelijk, onze sprookjes zijn toch nog iets beter, ook vertellen de moderne opvoeders je nu dat zelfs deze niet goed zijn voor het tere zieltje van het kind, en zit er een veel te wrede achtergrond in onze sprookjes om echt opvoedend te zijn.
In onze tijd mag je het kind geen schrikwekkende verhaaltjes vol spanning en sensatie meer vertellen, je moet het kind sparen van dergelijke dingen.

Je moet hen positief leren denken, en schrikbeelden horen daarbij niet thuis ! Hou de ziel van het kind vrij van die wreedaardigheden, klinkt het nu. Het kind heeft daar geen baat bij en heeft zeker geen behoefte aan al die negatieve zaken.

Geef ze dan liever een computerspelletje, dan kunnen ze virtueel hun vijand de nek omdraaien.

veel beter

tot de volgende ?

Geen opmerkingen: