vrijdag, februari 20, 2015

Vermist 5

Nu hij vuur bezat, ging er een heel nieuwe wereld open voor James. Hij kon niet alleen potten bakken, hij kon eten braden en koken, hij ontdekte dat de witte maden een bron van vet waren, waardoor hij weer makkelijker en lekkerder kon bakken en braden.

Bovendien ontdekte hij bij toeval dat het vet ook zijn draad uit vezels versterkte. Bij het vissen bleven de ingevette draden veel beter hun vorm en hun sterkte behouden, en hij verloor merkelijk minder draad en vooral minder haken bij het vissen. Hij begon ook garen tot touw bijeen te draaien, en touwen tot behoorlijk sterke koorden.

Op een dag vond hij in het kraterdal vulkanisch glas, en bij de brokstukken vond hij er een paar die scherp waren als een mes ! Hij kon nu makkelijker vis en vogels stuksnijden en reinigen !
Eén zorg had hij nog, zijn kledij begon uiteen te vallen, en hij vreesde binnenkort naakt te moeten rondlopen. Maar ach, niemand kon hem zien, en buiten de regenbuien was het er nooit koud. Hij begon wel meer aandacht te schenken aan het bouwen van een hut aan het strand, en één hut aan het kratermeer.

Met andere woorden, James begon zich te settelen. Het enige wat hem echt heel erg hinderde, was het feit dat hij daar helemaal alleen zat. Niemand om mee te praten, niemand om mee samen te werken, niemand om te helpen aan de werken waar je eigenlijk vier handen voor nodig had. Hij had ook vastgesteld dat hij steeds meer tegen zichzelf begon te praten. Hij hield echte gesprekken, met vraag en antwoord met zichzelf. Toen hij het bemerkte schrok hij er van, en enkele dagen vermeed hij het bewust, maar toen bedacht hij dat hij het wel leuk vond, en dat het hem op een of andere manier hielp bij het denken.

James moest ondertussen zijn haren bijeenbinden in een "paardenstaart", en had een warrige baard en snor. Nu en dan dwong hij zichzelf tot het pijnlijke afsnijden van zijn snor, omdat die hem echt hinderde (met het mes uit vulkanisch glas (obsidiaan)). Baard en haar hinderde niet echt, en dat liet hij dan ook maar groeien. Hij had met heel veel geduld een kam gemaakt met visgraten, en hij lukte er in een soort zeep te maken met vet, as en klei.

Alles begon een beetje normaal te zijn, om de twee dagen trok hij naar boven op de berg, en bleef daar twee dagen, dan weer naar het strand, en bleef ook daar twee dagen. Hij moest dit wel doen, want een echte oplossing voor het water vond hij niet.

Alles leek goed te gaan, en James vond dat hij het niet slecht deed als Robinson Crusoë... Tot ...

Het was begonnen met een snotvalling en na een paar dagen moest James zwaar hoesten, en 's avonds was hij echt ziek en had wellicht koorts. Hij lag rillend in zijn hutje aan zee, en stelde vast dat hij bijna geen drinkwater meer had. Ziek begon hij zoveel mogelijk kokosnoten te verzamelen, en begon die te ontbolsteren.

Naast hem lagen de kokosnoten onaangeroerd. Hij was te ziek om de noten vast te pakken en open te breken... Toen de dorst hem dwong, klopte hij wanhopig een kokosnoot tegen een steen, maar stelde vast dat hij bijna geen macht had. Pas na een uiterste inspanning lukte het, en dan nog op zo'n manier dat heel wat van het kostelijke vocht verloren ging...

Het ging bergaf met James.
Hij kreeg onvoldoende vocht binnen, kon amper eten omdat hij zo ziek en koortsig was, hij had diarree en buikkrampen... Wij zouden zeggen: de griep.

Ieder zinnig mens weet dat je bij griep moet uitzieken, en hopen dat er geen andere ziektes van je zwakte profiteren... Maar als je niet voldoende drinkt, amper eten kunt, dan is de kans op bronchitis, longontsteking en dergelijk beduidend groter.

Hoe ziek ook, James besefte dat hij iets moest doen. Hij bond een van zijn gevlochten draagtassen met kokosnoten, en begon, zo ziek en ellendig als hij was, de moeizame tocht naar boven, naar het kratermeer...

Halverwege de klim viel James. In normale staat zou geen mens daar ooit vallen. Maar James was ziek, koortsig en zwak ... Hij viel niet eens diep, hooguit een paar meter, maar diep genoeg om zijn been te breken.

...

Ergens, op een piepklein eiland, verloren in de Grote Oceaan, ligt een skelet van een man. Je kunt zien dat zijn been gebroken is. Mocht er ooit iemand dat eiland vinden, en de moeite doen het te bezoeken, dan zou je wellicht verbaasd naar dat witte skelet staan kijken en je afvragen wie die sukkelaar was, die daar eenzaam en verlaten was gestorven...
Misschien zou je naast hem of ergens aan het strand of aan het kratermeer sporen vinden van zijn vishaken, zijn mes uit obsidiaan, en zou je denken dat de resten daar al héél, héél lang moeten liggen, wellicht uit oeroude tijden, toen de mensen steen gebruikten om er messen van te maken, vishaken slepen uit schelpen.. En misschien zou je die schamele voorwerpen verzamelen, en thuis in de glazen kast leggen, als artefacten...

En geen mens zou het verband leggen tussen het kleine artikeltje in de krant van zoveel jaar geleden en de vishaak uit schelp...
Wat zijn wij mensen immers...

Einde.

Tot de volgende ?

1 opmerking:

Woelmuizenier zei

Mooi, Antoon. Ge loopt precies in de sporen van Jaap ter Haar.