zondag, februari 01, 2015

grijs

Vanmorgen, toen ik wakker werd, het licht aan stak om wat te lezen, zei Anny dat het vannacht verschrikkelijk aan het sneeuwen was... Ik keek verbaasd op ! Toen ik daar net naar het toilet was gegaan, had ik gekeken, en er lag geen sneeuw ! "Dan moet het nadien flink geregend hebben!" besloot Anny.

Om kwart na acht, we hadden al ontbeten en naar het weerbericht gekeken van Frank Deboosere, keek ik even naar buiten... Het was nog donker, maar het zag er naar uit dat het heel de dag donker zou blijven. Het is nu twintig voor negen, en het is nog steeds grijs, somber weer. Je ziet geen wolken, alles lijkt gewoon één grote grijze wolk te zijn, van hoog tot laag, van links naar rechts... Somber, grijs.

Volgens het weerbericht zou het koud zijn, volgens het weerbericht op mijn PC is het nu 2 ° Celsius... maar ik voel geen enkele behoefte om in dat vuilgrijze te gaan. Sorry, ik blijf knus binnen, in het licht van de spaarlamp.

Terwijl ik dit schrijf, denk ik aan vroeger...
Toen ik de zondagmorgen ons vader  hoorde opstaan, was ik meteen het bed uit, en holde de trap af om beneden te zijn. Ik was uitgeslapen (tot wanhoop van mijn vader die er van hield op zijn gemak weer tot de levenden te behoren)... Als het winter was, dan keek ons vader of de kachel nog brandde... (Je brûle jour et nuit) Was dat het geval, dan deed hij het deurtje van de kachel open, nam de pook en rammelde de kolen wat op, de as door de rooster jagend, voelend of er geen sintels zaten (we spraken van zenders !), en indien nodig de kachel openen aan de vulopening en met de grote tang de sintels er uit halen.  De asla uittrekken, de eventuele sintels er nog bij in de schuif gooien, en dan de warme asse naar buiten dragen, en het uitgieten op het sintelpad voor de deur, die wij het fietspad noemden...
Dan de aslade weer inschuiven, de deurtjes dicht, nog een opschudden en een vrachtje nieuwe kolen opgieten. De kolenemmer nog eens gaan vullen, zodat hij klaarstond voor de volgende keer.
Bij het naar buitengaan met de asse had ons vader gezien hoe lang het nog zou duren vooraleer hij het rolluik kon optrekken. Hij ging naar de keuken, naar de pompsteen, water in de ketel en het warmen, een deel voor de koffie en een klein deeltje om zich te scheren. De koffie malen (met zo'n ding die ze nu duur verkopen op de rommelmarkten), de koffie in de zak doen, met een schep chicorei er bij. De waterketel begon te fluiten, aantonend dat het water kookte. Ons vader goot de koffie op.

Nadien schoor hij zich met zijn scheermes, dat hij nu en dan moest zetten op zo'n lange leren riem, die aan één kant vast hing aan de muur.

Tussendoor keek hij ook naar de kachel in de keuken. Die was meestal uit, want dat was geen continu, geen "Je brûle jour et nuit", maar zo'n klein rechthoekig kacheltje, waar ons moeder soms het restje van de aardappelen op bakte, op een klein beetje zout, droogbakken, zodat er een bijna krokant laagje op zat, met een zout smaakje (niet bruin, maar mooi blank).

Ik keek dan op naar het oude kadertje, nog van "metje", de grootmoeder van ons ma, met een beeltenis van O.L.Vrouw van Altijddurende bijstand. (De Beste O.L.Vrouw volgens ons moeder)... Het oude kadertje hangt nu op de kamer van wijlen onze Koen...

Ach, ik moet me helemaal niet inspannen om het allemaal weer te "zien"...

In de zomertijd gebeurde het wel eens dat ons vader ging vissen, met pee, de buur. Ik mocht haast altijd mee, en dan reden we naar de Ijzer, of naar Snaaskerke, om op paling te gaan vissen. Ik heb daar de microbe opgedaan, en ik hou nog steeds van het zitten aan het water, turend naar de dobber.

Ach, het zal wel te maken hebben met de leeftijd, dat terugdenken aan de tijd van toen...

Het was geen tijd van weelde, maar we hebben nooit honger geleden, en waren altijd goed gekleed, en de kachel gloeide heel de dag. Soms wel eens té ! Als de wind huilde, kon het wel eens gebeuren dat de kachel "niet te houden" was, en dat de kachel rapper brandde en de kolen veel te vlug tot boven toe lagen te gloeien. In zo'n weer kon het ook wel eens dat de kachel 's nachts toch uitging, bij gebrek aan brandstof... 's Avonds werd de kachel opgevuld, en de toevoer van lucht op een minimum gezet, zodat de kolen meegingen tot 's morgens.

Als er veel sintels voorkwamen, dan reclameerde ons moeder over die "smerige kolen" tegen de leverancier. Ik zie de man nog zo voor me. ( Dat heb ik wellicht te danken aan het feit dat ik zo vaak thuis zat, ik was meer ziek dan gezond...)

Laat ik maar weer terugkomen naar vandaag, naar het heden... naar die heel andere wereld.
Wat zou ons vader zeggen van deze wereld ?
Hij heeft de PC niet eens gekend, laat staan de GSM, de GPS, de CD, de DVD, de kleurentelevisie bestond al wel, maar je werkte nog met die antenne op het dak, ik denk dat de kabel toen net begon te ontstaan...
Om maar te zwijgen van wat we nu allemaal eten, die dan nog heel vreemd was.

djudedju, ik ben al weer vertrokken. Ik ga stoppen !

tot de volgende ?

1 opmerking:

Woelmuizenier zei

In de 'voorplaats' stond een kleine 'feu continue' (Fobrux) die slechts zelden in gebruik genomen werd. Wij zaten eigenlijk altijd samen rond de 'Leuvense stoof' waarop altijd een ketel water stond te dampen.
Tijdens vorstperiodes werd het water in de handpomp afgelaten. (Wij waren niet aangesloten aan het waterleingsnet). Deze moest dan 'smorgens weer 'opgegoten' worden.