Van achter het raam ziet het weer er fantastisch uit, maar je mag niet naar de witgerijmde grond kijken, en zeker niet naar buiten gaan, want het is koud !
Anny is al een hel stuk beter ! het snelle ingrijpen heeft er wellicht voor gezorgd dat de griep niet echt door gebroken is. Ze is nog niet echt 100 %, maar ze moet niet meer overgeven, heeft geen diarree meer, er zit heel wat minder flanel in haar beenderwerk, haar neus loopt niet meer, en ze heeft geen verschrikkelijke niesbuien meer. Kortom, ze ziet er al 100% beter uit. Oef.
Maar we gaan nog niet buiten, nog niet naar de rommelmarkt, laat ze maar eerst helemaal genezen zijn !
We worden tegenwoordig "belegerd" van de pauwen. We zien er wel haast alle dagen, maar de laatste dagen zijn ze er telkens weer, landen in de tuin, komen in groepjes toe... Ik vermoed dat de lentekriebels ook de pauwen hebben besmet, en dat we het vormen van koppels aan het mee maken zijn. Ik weet niet hoe de rituelen zijn bij een pauw. Bij de kippen heb je voldoende aan één haan om een heel toom kippen te bevruchten, bij een patrijs moet je er rekening mee houden dat iedere hen haar eigen haan heeft, en dan niet zo maar de haan die jij haar wil opsolferen, nee, de dame moet zelf kunnen kiezen. (Dat maakt het kweken van patrijzen moeilijk !)
Hoe het bij pauwen zit, weet ik niet, ik zal het ten gepaste tijde eens vragen aan Mario, de eigenaar van deze schitterende dieren. (Als hij het weet, want veel kwekers observeren hun dieren niet voortdurend, dat doen alleen mensen die daar interesse voor hebben.)
In ieder geval zijn de merels al aan het vechten, zie je de mezen al eens rondvliegen met nestmateriaal, kortom, de lente kondigt zich aan met tromgeroffel en bazuinen !
Mijn camelia's zijn al lang aan het bloeien, en sommige struiken zijn haast uitgebloeid, terwijl andere nog moeten beginnen. In de tuin bloeien de sneeuwklokjes en de krokussen, en tot mijn verbijstering ook de dianthus (duizendschoon) ! De muurbloemen staan mooi, maar vertonen nog geen bloemknoppen, en de soort muurbloemen met wit/blauwe bloempjes, blijkt niet winterhard, en is volledig bevroren... Ik laat hem voorlopig staan, in de vage hoop dat hij misschien opnieuw uitloopt van uit de wortel.
De winterharde fuchsia's zijn dit jaar allemaal bevroren en hebben hun bladeren en bloemen verloren. Ik ga ze dit jaar mogen terugsnoeien, en ze zullen deze zomer wellicht weer de normale hoogte van zo'n twee meter bereiken. Hopelijk zullen de twee nieuwe struikjes die ik heb aangeplant, uitlopen en aan de groei gaan. Het is altijd een beetje afwachten.
De botten van de linde zijn nog niet aan het zwellen. De linde verliest laat zijn bladeren, maar is dan ook niet vroeg om weer uit te lopen.
Gek, hoe we, bij de eerste mooie dagen al meteen van de lente dromen, van bloemen en bijen, van nestelende vogels en groene weiden met dartelende paarden en rustig herkauwende koeien, die verstoord opkijken als kalveren voor het eerst in de weide gelaten worden en met zichzelf en hun jong geweld geen weg weten... Patrijzen die in paartjes over de velden zwerven zoekend naar een goede plek om te nestelen... Patrijzen die schreeuwen en merels die luid protesterend tjekken als er onraad is... Madeliefjes in het gras, en het niet kunnen laten er eentje te plukken en te genieten van de geur van het jonge groen.
Ik kreeg op facebook al een foto te zien van de bloeiende schubwortel... een zeldzame plant die we hier in onze mooie Vlaamse Ardennen wel kunnen ontdekken. Een heel eigenaardig iets, zonder bladgroen en terend op de wortels van bomen...
Wat is de wereld mooi voor wie ogen heeft om er naar te kijken...
Tot de volgende
zondag, februari 22, 2015
zaterdag, februari 21, 2015
Griep
Anny is gisteren met griep het bed uit gekropen. Ik dacht dat ze me trouw was, maar ze lag met griep in bed. Vrouwen !
Nee, het is niet erg, een lichte aanval van buikgriep. Ze loopt op flanellen benen naar de WC, want ze heeft de klassieke diarree, en ze moest al eens overgeven ook. En ze voelt zich mottig.
"'t Is omdat ik niet geslapen heb" wilde ze nog beweren, maar ik zei dat ze griep had, en belde de dokter ( want morgen, zo zei ik, is het weekend, en dan krijg je hier een vreemde dokter en moeten we zoeken naar de apotheker van wacht...)
Tot mijn spijt kreeg ik gelijk, en is het griep.
Maar de vrijdagnamiddag is de apotheek gesloten, en ik vroeg de dokter wie er van wacht was? Maar blijkbaar zijn er apothekers die de vrijdagnamiddag wel open zijn: die ven Schorisse (Schuusse) en... die nieuwe in onze eigenste Mater.
Ik had al gehoord dat er een nieuwe was in Mater, maar we zijn gewoon en gehecht aan de apotheek in Horebeke, die voor ons zelfs iets makkelijker bereikbaar is... Maar nu zou ik dus ook die nieuwe eens te zien krijgen. Ze heet Cindy, een heel klein, heel fijn, vriendelijk dametje, met een verrassend luide heldere stem. Je verwacht eerder een frêle geluid van zo'n klein vernepelingske.
Eén van de dingen die ik nodig had, had ze niet in voorraad... En direct sloeg ze aan het telefoneren, smekend dat ze het toch voor 15.30' uur zouden leveren... Ach, dat gaat niet, maar wil je toch eens kijken of de camionette al weg is, anders kun je het misschien... Het lukte. Om 15.30' uur mocht ik de rest van de medicamenten halen.
Heb je de pas mee van je vrouw? Nee, wie loopt er nu met de pas van zijn vrouw in zijn zakken. Ze regelde het dan maar met mijn pas. Ik kreeg nog een tube douchegel mee als verwelkomingsgeschenk. Enfin, het kan van pas komen dat ze open is de vrijdagnamiddag en de zaterdagnamiddag ook... Hopelijk heb ik dat niet vaak van doen, maar je weet nooit.
Ze zeggen altijd dat het de vrouwen zijn die babbelen, maar ik ben, dank zij Crea, opgeleid in het voeren van de gewone roddels van de parochie, en tegen dat ik buiten kwam bij de apothekeres, wist ik dat ze van Kruishoutem afkomstig was, van aan de Marolle, ik vertelde over Armand en Lea, en die kende ze heel goed, want haar broer had nog in hun straat gewoond, en zondag waren ze daar nog voorbij gekomen, want ze hadden een lange wandeling gemaakt... (Vrouwen kunnen mij niets meer leren ! Ik heb geleerd alles te horen wat ik horen wil...)... tjudedju.
Wij eten heel zelden wit brood, maar nu moest Anny geroosterd brood eten, en met bruin brood is dat niet zo lekker. Dus "Ventje ga eens naar de bakker..." De bakker blijkt een liefhebber te zijn van skiën... dus was hij weg, op verlof.
In heel Mater is er geen een winkel meer, in Horebeke is het laatste winkeltje de deuren aan het sluiten, en de bakker was ook op verlof... Dus naar Brakel, naar de Colruyt, dat is zowat de dichtste winkel waar ik brood kon kopen... De vrijdag wil blijkbaar iedereen zijn inkopen doen, en er was een massa volk in de winkel. Ik nam geen winkelkar, maar nam een mandje uit mijn auto mee, dan won ik dat al...
Mater... Heerlijk rustig en mooi gelegen dorp in het hart van de Vlaamse Ardennen... Maar zonder winkel... (We hebben er wel een dokter, een tandarts en een nieuwe apothekeres) en we hebben er ook een brouwerij en enkele aannemers. En een bedrijfje dat ploegscharen maakt in onze straat, en een van de beroemdste bloemschiksters van het land woont ook al in onze straat.
Meer hebben we eigenlijk niet van doen... tenzij op sommige momenten waarop je plots een of ander nodig hebt, en dan vloekt omdat er niets is in ons eigen dorp.
Vannacht heeft Anny heel goed en heel rustig geslapen... Ze ziet er al weer wat beter uit, al loopt ze - naar eigen zeggen - nog op flanellen benen...
tot de volgende ?
Oh ja, van Kruishoutem gesproken... Vorige week reed ik daar met de auto, in de bebouwde kom, aan 48 km/uur (Dat kon ik zien aan zo'n bord waarop je snelheid staat op te lichten met er onder "dank u") toen mij plots op een plaats waar het niet mag, een auto voorbij zoefde aan 97 km/uur... (Dat bord toonde dat heel duidelijk aan !!!)... Weet je, ik wens niemand een ongeval toe, maar zo'n kwibussen brengen niet alleen zichzelf, maar ook anderen in gevaar ! Ik hoopte dat de flikken daar zouden staan... Maar natuurlijk staan ze daar dan net niet.
djudedju !
Nee, het is niet erg, een lichte aanval van buikgriep. Ze loopt op flanellen benen naar de WC, want ze heeft de klassieke diarree, en ze moest al eens overgeven ook. En ze voelt zich mottig.
"'t Is omdat ik niet geslapen heb" wilde ze nog beweren, maar ik zei dat ze griep had, en belde de dokter ( want morgen, zo zei ik, is het weekend, en dan krijg je hier een vreemde dokter en moeten we zoeken naar de apotheker van wacht...)
Tot mijn spijt kreeg ik gelijk, en is het griep.
Maar de vrijdagnamiddag is de apotheek gesloten, en ik vroeg de dokter wie er van wacht was? Maar blijkbaar zijn er apothekers die de vrijdagnamiddag wel open zijn: die ven Schorisse (Schuusse) en... die nieuwe in onze eigenste Mater.
Ik had al gehoord dat er een nieuwe was in Mater, maar we zijn gewoon en gehecht aan de apotheek in Horebeke, die voor ons zelfs iets makkelijker bereikbaar is... Maar nu zou ik dus ook die nieuwe eens te zien krijgen. Ze heet Cindy, een heel klein, heel fijn, vriendelijk dametje, met een verrassend luide heldere stem. Je verwacht eerder een frêle geluid van zo'n klein vernepelingske.
Eén van de dingen die ik nodig had, had ze niet in voorraad... En direct sloeg ze aan het telefoneren, smekend dat ze het toch voor 15.30' uur zouden leveren... Ach, dat gaat niet, maar wil je toch eens kijken of de camionette al weg is, anders kun je het misschien... Het lukte. Om 15.30' uur mocht ik de rest van de medicamenten halen.
Heb je de pas mee van je vrouw? Nee, wie loopt er nu met de pas van zijn vrouw in zijn zakken. Ze regelde het dan maar met mijn pas. Ik kreeg nog een tube douchegel mee als verwelkomingsgeschenk. Enfin, het kan van pas komen dat ze open is de vrijdagnamiddag en de zaterdagnamiddag ook... Hopelijk heb ik dat niet vaak van doen, maar je weet nooit.
Ze zeggen altijd dat het de vrouwen zijn die babbelen, maar ik ben, dank zij Crea, opgeleid in het voeren van de gewone roddels van de parochie, en tegen dat ik buiten kwam bij de apothekeres, wist ik dat ze van Kruishoutem afkomstig was, van aan de Marolle, ik vertelde over Armand en Lea, en die kende ze heel goed, want haar broer had nog in hun straat gewoond, en zondag waren ze daar nog voorbij gekomen, want ze hadden een lange wandeling gemaakt... (Vrouwen kunnen mij niets meer leren ! Ik heb geleerd alles te horen wat ik horen wil...)... tjudedju.
Wij eten heel zelden wit brood, maar nu moest Anny geroosterd brood eten, en met bruin brood is dat niet zo lekker. Dus "Ventje ga eens naar de bakker..." De bakker blijkt een liefhebber te zijn van skiën... dus was hij weg, op verlof.
In heel Mater is er geen een winkel meer, in Horebeke is het laatste winkeltje de deuren aan het sluiten, en de bakker was ook op verlof... Dus naar Brakel, naar de Colruyt, dat is zowat de dichtste winkel waar ik brood kon kopen... De vrijdag wil blijkbaar iedereen zijn inkopen doen, en er was een massa volk in de winkel. Ik nam geen winkelkar, maar nam een mandje uit mijn auto mee, dan won ik dat al...
Mater... Heerlijk rustig en mooi gelegen dorp in het hart van de Vlaamse Ardennen... Maar zonder winkel... (We hebben er wel een dokter, een tandarts en een nieuwe apothekeres) en we hebben er ook een brouwerij en enkele aannemers. En een bedrijfje dat ploegscharen maakt in onze straat, en een van de beroemdste bloemschiksters van het land woont ook al in onze straat.
Meer hebben we eigenlijk niet van doen... tenzij op sommige momenten waarop je plots een of ander nodig hebt, en dan vloekt omdat er niets is in ons eigen dorp.
Vannacht heeft Anny heel goed en heel rustig geslapen... Ze ziet er al weer wat beter uit, al loopt ze - naar eigen zeggen - nog op flanellen benen...
tot de volgende ?
Oh ja, van Kruishoutem gesproken... Vorige week reed ik daar met de auto, in de bebouwde kom, aan 48 km/uur (Dat kon ik zien aan zo'n bord waarop je snelheid staat op te lichten met er onder "dank u") toen mij plots op een plaats waar het niet mag, een auto voorbij zoefde aan 97 km/uur... (Dat bord toonde dat heel duidelijk aan !!!)... Weet je, ik wens niemand een ongeval toe, maar zo'n kwibussen brengen niet alleen zichzelf, maar ook anderen in gevaar ! Ik hoopte dat de flikken daar zouden staan... Maar natuurlijk staan ze daar dan net niet.
djudedju !
vrijdag, februari 20, 2015
Vermist 5
Nu hij vuur bezat, ging er een heel nieuwe wereld open voor James. Hij kon niet alleen potten bakken, hij kon eten braden en koken, hij ontdekte dat de witte maden een bron van vet waren, waardoor hij weer makkelijker en lekkerder kon bakken en braden.
Bovendien ontdekte hij bij toeval dat het vet ook zijn draad uit vezels versterkte. Bij het vissen bleven de ingevette draden veel beter hun vorm en hun sterkte behouden, en hij verloor merkelijk minder draad en vooral minder haken bij het vissen. Hij begon ook garen tot touw bijeen te draaien, en touwen tot behoorlijk sterke koorden.
Op een dag vond hij in het kraterdal vulkanisch glas, en bij de brokstukken vond hij er een paar die scherp waren als een mes ! Hij kon nu makkelijker vis en vogels stuksnijden en reinigen !
Eén zorg had hij nog, zijn kledij begon uiteen te vallen, en hij vreesde binnenkort naakt te moeten rondlopen. Maar ach, niemand kon hem zien, en buiten de regenbuien was het er nooit koud. Hij begon wel meer aandacht te schenken aan het bouwen van een hut aan het strand, en één hut aan het kratermeer.
Met andere woorden, James begon zich te settelen. Het enige wat hem echt heel erg hinderde, was het feit dat hij daar helemaal alleen zat. Niemand om mee te praten, niemand om mee samen te werken, niemand om te helpen aan de werken waar je eigenlijk vier handen voor nodig had. Hij had ook vastgesteld dat hij steeds meer tegen zichzelf begon te praten. Hij hield echte gesprekken, met vraag en antwoord met zichzelf. Toen hij het bemerkte schrok hij er van, en enkele dagen vermeed hij het bewust, maar toen bedacht hij dat hij het wel leuk vond, en dat het hem op een of andere manier hielp bij het denken.
James moest ondertussen zijn haren bijeenbinden in een "paardenstaart", en had een warrige baard en snor. Nu en dan dwong hij zichzelf tot het pijnlijke afsnijden van zijn snor, omdat die hem echt hinderde (met het mes uit vulkanisch glas (obsidiaan)). Baard en haar hinderde niet echt, en dat liet hij dan ook maar groeien. Hij had met heel veel geduld een kam gemaakt met visgraten, en hij lukte er in een soort zeep te maken met vet, as en klei.
Alles begon een beetje normaal te zijn, om de twee dagen trok hij naar boven op de berg, en bleef daar twee dagen, dan weer naar het strand, en bleef ook daar twee dagen. Hij moest dit wel doen, want een echte oplossing voor het water vond hij niet.
Alles leek goed te gaan, en James vond dat hij het niet slecht deed als Robinson Crusoë... Tot ...
Het was begonnen met een snotvalling en na een paar dagen moest James zwaar hoesten, en 's avonds was hij echt ziek en had wellicht koorts. Hij lag rillend in zijn hutje aan zee, en stelde vast dat hij bijna geen drinkwater meer had. Ziek begon hij zoveel mogelijk kokosnoten te verzamelen, en begon die te ontbolsteren.
Naast hem lagen de kokosnoten onaangeroerd. Hij was te ziek om de noten vast te pakken en open te breken... Toen de dorst hem dwong, klopte hij wanhopig een kokosnoot tegen een steen, maar stelde vast dat hij bijna geen macht had. Pas na een uiterste inspanning lukte het, en dan nog op zo'n manier dat heel wat van het kostelijke vocht verloren ging...
Het ging bergaf met James.
Hij kreeg onvoldoende vocht binnen, kon amper eten omdat hij zo ziek en koortsig was, hij had diarree en buikkrampen... Wij zouden zeggen: de griep.
Ieder zinnig mens weet dat je bij griep moet uitzieken, en hopen dat er geen andere ziektes van je zwakte profiteren... Maar als je niet voldoende drinkt, amper eten kunt, dan is de kans op bronchitis, longontsteking en dergelijk beduidend groter.
Hoe ziek ook, James besefte dat hij iets moest doen. Hij bond een van zijn gevlochten draagtassen met kokosnoten, en begon, zo ziek en ellendig als hij was, de moeizame tocht naar boven, naar het kratermeer...
Halverwege de klim viel James. In normale staat zou geen mens daar ooit vallen. Maar James was ziek, koortsig en zwak ... Hij viel niet eens diep, hooguit een paar meter, maar diep genoeg om zijn been te breken.
...
Ergens, op een piepklein eiland, verloren in de Grote Oceaan, ligt een skelet van een man. Je kunt zien dat zijn been gebroken is. Mocht er ooit iemand dat eiland vinden, en de moeite doen het te bezoeken, dan zou je wellicht verbaasd naar dat witte skelet staan kijken en je afvragen wie die sukkelaar was, die daar eenzaam en verlaten was gestorven...
Misschien zou je naast hem of ergens aan het strand of aan het kratermeer sporen vinden van zijn vishaken, zijn mes uit obsidiaan, en zou je denken dat de resten daar al héél, héél lang moeten liggen, wellicht uit oeroude tijden, toen de mensen steen gebruikten om er messen van te maken, vishaken slepen uit schelpen.. En misschien zou je die schamele voorwerpen verzamelen, en thuis in de glazen kast leggen, als artefacten...
En geen mens zou het verband leggen tussen het kleine artikeltje in de krant van zoveel jaar geleden en de vishaak uit schelp...
Wat zijn wij mensen immers...
Einde.
Tot de volgende ?
Bovendien ontdekte hij bij toeval dat het vet ook zijn draad uit vezels versterkte. Bij het vissen bleven de ingevette draden veel beter hun vorm en hun sterkte behouden, en hij verloor merkelijk minder draad en vooral minder haken bij het vissen. Hij begon ook garen tot touw bijeen te draaien, en touwen tot behoorlijk sterke koorden.
Op een dag vond hij in het kraterdal vulkanisch glas, en bij de brokstukken vond hij er een paar die scherp waren als een mes ! Hij kon nu makkelijker vis en vogels stuksnijden en reinigen !
Eén zorg had hij nog, zijn kledij begon uiteen te vallen, en hij vreesde binnenkort naakt te moeten rondlopen. Maar ach, niemand kon hem zien, en buiten de regenbuien was het er nooit koud. Hij begon wel meer aandacht te schenken aan het bouwen van een hut aan het strand, en één hut aan het kratermeer.
Met andere woorden, James begon zich te settelen. Het enige wat hem echt heel erg hinderde, was het feit dat hij daar helemaal alleen zat. Niemand om mee te praten, niemand om mee samen te werken, niemand om te helpen aan de werken waar je eigenlijk vier handen voor nodig had. Hij had ook vastgesteld dat hij steeds meer tegen zichzelf begon te praten. Hij hield echte gesprekken, met vraag en antwoord met zichzelf. Toen hij het bemerkte schrok hij er van, en enkele dagen vermeed hij het bewust, maar toen bedacht hij dat hij het wel leuk vond, en dat het hem op een of andere manier hielp bij het denken.
James moest ondertussen zijn haren bijeenbinden in een "paardenstaart", en had een warrige baard en snor. Nu en dan dwong hij zichzelf tot het pijnlijke afsnijden van zijn snor, omdat die hem echt hinderde (met het mes uit vulkanisch glas (obsidiaan)). Baard en haar hinderde niet echt, en dat liet hij dan ook maar groeien. Hij had met heel veel geduld een kam gemaakt met visgraten, en hij lukte er in een soort zeep te maken met vet, as en klei.
Alles begon een beetje normaal te zijn, om de twee dagen trok hij naar boven op de berg, en bleef daar twee dagen, dan weer naar het strand, en bleef ook daar twee dagen. Hij moest dit wel doen, want een echte oplossing voor het water vond hij niet.
Alles leek goed te gaan, en James vond dat hij het niet slecht deed als Robinson Crusoë... Tot ...
Het was begonnen met een snotvalling en na een paar dagen moest James zwaar hoesten, en 's avonds was hij echt ziek en had wellicht koorts. Hij lag rillend in zijn hutje aan zee, en stelde vast dat hij bijna geen drinkwater meer had. Ziek begon hij zoveel mogelijk kokosnoten te verzamelen, en begon die te ontbolsteren.
Naast hem lagen de kokosnoten onaangeroerd. Hij was te ziek om de noten vast te pakken en open te breken... Toen de dorst hem dwong, klopte hij wanhopig een kokosnoot tegen een steen, maar stelde vast dat hij bijna geen macht had. Pas na een uiterste inspanning lukte het, en dan nog op zo'n manier dat heel wat van het kostelijke vocht verloren ging...
Het ging bergaf met James.
Hij kreeg onvoldoende vocht binnen, kon amper eten omdat hij zo ziek en koortsig was, hij had diarree en buikkrampen... Wij zouden zeggen: de griep.
Ieder zinnig mens weet dat je bij griep moet uitzieken, en hopen dat er geen andere ziektes van je zwakte profiteren... Maar als je niet voldoende drinkt, amper eten kunt, dan is de kans op bronchitis, longontsteking en dergelijk beduidend groter.
Hoe ziek ook, James besefte dat hij iets moest doen. Hij bond een van zijn gevlochten draagtassen met kokosnoten, en begon, zo ziek en ellendig als hij was, de moeizame tocht naar boven, naar het kratermeer...
Halverwege de klim viel James. In normale staat zou geen mens daar ooit vallen. Maar James was ziek, koortsig en zwak ... Hij viel niet eens diep, hooguit een paar meter, maar diep genoeg om zijn been te breken.
...
Ergens, op een piepklein eiland, verloren in de Grote Oceaan, ligt een skelet van een man. Je kunt zien dat zijn been gebroken is. Mocht er ooit iemand dat eiland vinden, en de moeite doen het te bezoeken, dan zou je wellicht verbaasd naar dat witte skelet staan kijken en je afvragen wie die sukkelaar was, die daar eenzaam en verlaten was gestorven...
Misschien zou je naast hem of ergens aan het strand of aan het kratermeer sporen vinden van zijn vishaken, zijn mes uit obsidiaan, en zou je denken dat de resten daar al héél, héél lang moeten liggen, wellicht uit oeroude tijden, toen de mensen steen gebruikten om er messen van te maken, vishaken slepen uit schelpen.. En misschien zou je die schamele voorwerpen verzamelen, en thuis in de glazen kast leggen, als artefacten...
En geen mens zou het verband leggen tussen het kleine artikeltje in de krant van zoveel jaar geleden en de vishaak uit schelp...
Wat zijn wij mensen immers...
Einde.
Tot de volgende ?
donderdag, februari 19, 2015
Vermist 4
James merkte alras dat kokosvezels wellicht heel goed waren voor het maken van keerborstels en deurmatten, maar zeker niet als vislijn. Ook het vuur maken was nog steeds een verre droom. Maar toch ging zijn situatie er beetje bij beetje op vooruit. Dat kwam voornamelijk door zijn onderzoekende geest, en door het feit dat hij een behoorlijke algemene kennis had. Hij stopte niet met zoeken naar planten die vezels konden leveren. Hij herinnerde zich dat hennep en brandnetels ook vezels leverden, maar deze planten waren niet aanwezig op zijn eiland. Dus keek hij uit naar planten die er enigszins op geleken, hopende dat ze dan ook dezelfde eigenschappen zouden hebben. Na een tijd vond hij een plant die er uitzag als een netel, en toen hij de plant aftrok, stelde hij vast dat hij de plant makkelijk in lange repels kon trekken. Hij oogstte een bundel van die stengels, liet ze drogen, en legde ze daarna in het water. De planten bleven weliswaar heel, maar hij wist niet hoe hij die vezels kon zuiver uit de plant halen. Hij meende zich te herinneren dat men het vlas stuksloeg... En dat bracht hem tot het besef dat hij de planten wellicht eerst weer zou moeten drogen... Of niet? Hij besloot de twee mogelijkheden uit te proberen, en beiden lukten, hoewel de ene manier veel minder werk kostte.
Hij besteedde heel wat tijd aan het zoeken naar een systeem waarbij je uit vezels draad kon maken, maar ook dat lukte. Zijn garen was weliswaar grof, en zeker niet overal gelijkmatig van dikte, maar hij had een draad, en die was behoorlijk sterk. Hij had ondertussen enkele haken gemaakt uit schelpen, en maakte daarmee zijn eerste vislijn. Hij deed wat van die maden in een kokosnoot, nam een stevige en lange stok van de bamboe (Hij had daar uren op moeten "zagen" met een ruwe steen !), en trok met zijn "vislijn" de berg op, naar het meertje.
Hij lukte er in twee vissen te vangen, voor een te groot exemplaar met zijn haak en een stuk van zijn moeizaam gevlochten draad er vandoor ging.
Hij at de rauwe vis op, en onderzocht de rest van de dag de planten in de krater. Hij vond een boom die heel soepele en sterke stokken zou kunnen leveren, en een soort met heel zwaar, heel hard hout.
Voor de avond vulde hij een vijftal kokosdoppen met water, bond die samen, en liep voorzichtig de berg weer af.
Hij leerde met repen van de bladeren van de kokospalmen om manden te vlechten, en draagtassen, die hem toelieten makkelijker dingen te verplaatsen van het ene punt naar het andere.
Op een dag zat hij met een scherpe steen in een stuk hout te zagen, toen hij merkte dat op die manier de stok ook behoorlijk warm werd. Hij nam een stok, en begon die heel snel over en weer te wrijven in de kerf die hij had gemaakt met de steen. Maar hoe hij ook wreef, het werd behoorlijk warm, maar niet warm genoeg om vuur te maken.
Plots meende hij zich te herinneren dat hij moest werken met een harde en een zachte houtsoort... Hij herinnerde zich de halfvermolmde boom die hij ooit zag, en ging daar opnieuw naar op zoek. Hij nam een stuk van het halfvermolmde hout, en begon daar een groef in te maken, en dan te wrijven, te wrijven te wrijven met zijn stok in deze groef... En plots merkte hij een geur van verbrand hout. Hij nam de wrijfstok weg, en blies zachtjes in de zwartgewreven groef... Een heel klein rood plekje gloeide op... Hij legde er wat afgekeurde vezels tegen, blies opnieuw, en de gloed ging over op de vezels, en veranderde in kleine vlammetjes ! Vuur !!!
Die avond durfde hij haast niet te slapen ! Was het vuur een gelukstreffer ? Zou hij er nog eens in slagen vuur te maken? Heel de nacht onderhield hij het vuur, en 's morgens maakte hij, terwijl het vuur naast hem brandde, opnieuw vuur te maken... Het lukte ! James wist nu dat hij telkens en telkens weer vuur kon maken als hij dat nodig had !
Met het vuur rees de behoefte aan kookgerei ! Hij kon wel een en ander roosteren als hij het op een stok priemde en het zo boven het voor hield, maar het zou veel handiger zijn om een pot te hebben. James maakte een put, maar hoe diep hij ook groef, het bleef zanderige grond.
Maar niettemin, heel wat van het eten was veel lekkerder en veel beter verteerbaard dan rauw !
Boven, aan de oever van het kratermeer, vond James iets wat klei leek... Hij nam er een klomp van mee, de berg af, en vormde een duimpot (de meest oorspronkelijke vorm om potten te maken: je duwt met je duimen in de klomp, en duwt de wanden steeds verder en dunner uit, en vormt zo een pot. Mits wat oefening kan een ervaren pottenbakker met deze techniek heel behoorlijke potten maken. Zelfs behoorlijk grote potten kun je zo maken, waarbij je op de duur niet meer met je duimen, maar met een hele vuist in de holte zit te duwen, en met de andere hand de vorm bepaalt).
Hij zette deze duimpot nabij het vuur, zodat hij kon drogen, en draaide deze regelmatig, zodat hij ook regelmatig droogde. Na een tijdje schoof hij de pot steeds dichter bij het vuur, en 's anderendaags, als hij dacht dat de klei nu wel droog zou zijn, schoof hij de pot in de warme asse, steeds een beetje opschuivend, tot de pot in de gloeiende asse lag. Hij vulde het vuur aan met hout, die hij rond en op de pot stapelde. Toen het vuur doofde had hij een gebakken pot. De pot was natuurlijk niet hardgebakken tot steengoed, maar was veranderd in gebakken aardewerk. Aardewerk is geschikter om op het vuur te zetten dan steengoed, daar het niet zo vlug stukspringt. Het is wel teerder als je de potten verzet. Het heeft nog een bijzondere eigenschap ! Water in een aardewerk-pot blijft fris ! Dit komt doordat aardewerk niet volledig waterdicht is, waardoor de pot als het ware zweet, en net zoals uw zweet dient voor de afkoeling van uw lichaam, dient dit zweet om de inhoud van de pot fris te houden !
James was zich niet bewust van de bijzondere eigenschappen van zijn pot, maar was heel blij nu te kunnen "koken"... als hij planten vond die daar bruikbaar voor waren...
Morgen het vervolg...
Hij besteedde heel wat tijd aan het zoeken naar een systeem waarbij je uit vezels draad kon maken, maar ook dat lukte. Zijn garen was weliswaar grof, en zeker niet overal gelijkmatig van dikte, maar hij had een draad, en die was behoorlijk sterk. Hij had ondertussen enkele haken gemaakt uit schelpen, en maakte daarmee zijn eerste vislijn. Hij deed wat van die maden in een kokosnoot, nam een stevige en lange stok van de bamboe (Hij had daar uren op moeten "zagen" met een ruwe steen !), en trok met zijn "vislijn" de berg op, naar het meertje.
Hij lukte er in twee vissen te vangen, voor een te groot exemplaar met zijn haak en een stuk van zijn moeizaam gevlochten draad er vandoor ging.
Hij at de rauwe vis op, en onderzocht de rest van de dag de planten in de krater. Hij vond een boom die heel soepele en sterke stokken zou kunnen leveren, en een soort met heel zwaar, heel hard hout.
Voor de avond vulde hij een vijftal kokosdoppen met water, bond die samen, en liep voorzichtig de berg weer af.
Hij leerde met repen van de bladeren van de kokospalmen om manden te vlechten, en draagtassen, die hem toelieten makkelijker dingen te verplaatsen van het ene punt naar het andere.
Op een dag zat hij met een scherpe steen in een stuk hout te zagen, toen hij merkte dat op die manier de stok ook behoorlijk warm werd. Hij nam een stok, en begon die heel snel over en weer te wrijven in de kerf die hij had gemaakt met de steen. Maar hoe hij ook wreef, het werd behoorlijk warm, maar niet warm genoeg om vuur te maken.
Plots meende hij zich te herinneren dat hij moest werken met een harde en een zachte houtsoort... Hij herinnerde zich de halfvermolmde boom die hij ooit zag, en ging daar opnieuw naar op zoek. Hij nam een stuk van het halfvermolmde hout, en begon daar een groef in te maken, en dan te wrijven, te wrijven te wrijven met zijn stok in deze groef... En plots merkte hij een geur van verbrand hout. Hij nam de wrijfstok weg, en blies zachtjes in de zwartgewreven groef... Een heel klein rood plekje gloeide op... Hij legde er wat afgekeurde vezels tegen, blies opnieuw, en de gloed ging over op de vezels, en veranderde in kleine vlammetjes ! Vuur !!!
Die avond durfde hij haast niet te slapen ! Was het vuur een gelukstreffer ? Zou hij er nog eens in slagen vuur te maken? Heel de nacht onderhield hij het vuur, en 's morgens maakte hij, terwijl het vuur naast hem brandde, opnieuw vuur te maken... Het lukte ! James wist nu dat hij telkens en telkens weer vuur kon maken als hij dat nodig had !
Met het vuur rees de behoefte aan kookgerei ! Hij kon wel een en ander roosteren als hij het op een stok priemde en het zo boven het voor hield, maar het zou veel handiger zijn om een pot te hebben. James maakte een put, maar hoe diep hij ook groef, het bleef zanderige grond.
Maar niettemin, heel wat van het eten was veel lekkerder en veel beter verteerbaard dan rauw !
Boven, aan de oever van het kratermeer, vond James iets wat klei leek... Hij nam er een klomp van mee, de berg af, en vormde een duimpot (de meest oorspronkelijke vorm om potten te maken: je duwt met je duimen in de klomp, en duwt de wanden steeds verder en dunner uit, en vormt zo een pot. Mits wat oefening kan een ervaren pottenbakker met deze techniek heel behoorlijke potten maken. Zelfs behoorlijk grote potten kun je zo maken, waarbij je op de duur niet meer met je duimen, maar met een hele vuist in de holte zit te duwen, en met de andere hand de vorm bepaalt).
Hij zette deze duimpot nabij het vuur, zodat hij kon drogen, en draaide deze regelmatig, zodat hij ook regelmatig droogde. Na een tijdje schoof hij de pot steeds dichter bij het vuur, en 's anderendaags, als hij dacht dat de klei nu wel droog zou zijn, schoof hij de pot in de warme asse, steeds een beetje opschuivend, tot de pot in de gloeiende asse lag. Hij vulde het vuur aan met hout, die hij rond en op de pot stapelde. Toen het vuur doofde had hij een gebakken pot. De pot was natuurlijk niet hardgebakken tot steengoed, maar was veranderd in gebakken aardewerk. Aardewerk is geschikter om op het vuur te zetten dan steengoed, daar het niet zo vlug stukspringt. Het is wel teerder als je de potten verzet. Het heeft nog een bijzondere eigenschap ! Water in een aardewerk-pot blijft fris ! Dit komt doordat aardewerk niet volledig waterdicht is, waardoor de pot als het ware zweet, en net zoals uw zweet dient voor de afkoeling van uw lichaam, dient dit zweet om de inhoud van de pot fris te houden !
James was zich niet bewust van de bijzondere eigenschappen van zijn pot, maar was heel blij nu te kunnen "koken"... als hij planten vond die daar bruikbaar voor waren...
Morgen het vervolg...
woensdag, februari 18, 2015
Vermist 3
James zat met enkele grote, bijna onoverkomelijke moeilijkheden, vragen... Hoe kon hij vuur maken ? Vuursteen had hij nog niet gezien, en voor het maken van een vuurboog, waardoor je een stokje kunt ronddraaien op een stuk hout, zodat er hitte genoeg ontstond om vuur te maken, had je een pees nodig, een koord of wat dan ook om de boog te kunnen maken. Het enige wat hij hier zag waren kokosvezels, en hij wist niet hoe hij van die vezels een volwaardige pees zou kunnen maken. Vraag twee, hij moest eten vinden buiten de aanwezige kokosnoten. Hij wist genoeg over eenzijdige voeding om te beseffen dat het leven op kokosnoten nooit van lange duur kon zijn. En tenslotte, hoe kon hij dat allemaal koppelen aan het bereiken van dagelijkse hoeveelheden water ?
James trok eerst weer het bos in, uitkijkend naar andere planten, en vastbesloten die uit te proberen als voedsel. Op een plaats vond hij een soort riet of bamboe-achtige plant. Hij herinnerde zich de bamboescheuten, en na enig graven vond hij inderdaad opkomende scheuten... hij probeerde er eentje, en het smaakte lekker, enigszins zoet. Hij zou er meteen nog eten, maar de ervaring met de bessen had hem voorzichtig gemaakt, en hij wachtte enkele uren. Ondertussen zocht hij naar nog meer mogelijke voedselbronnen. Hij vond onder de laag bladeren een soort witte maden. Hij zou die ook, later eens proberen. Er zijn veel volkeren die insecten eten, en het is een volwaardige bron van eiwitten wist hij.
Hij vond ook een omgewaaide boom, met halfvergaan hout en dood mos. Dat zou bruikbaar zijn als hij een middel vond om vuur te maken. Hij kreeg weer honger, en ging weer een paar kokosnoten zoeken. Terwijl hij de bolster af deed, bedacht hij dat, als hij de noten kon openen op een manier dat hij ze kon gebruiken om later water in te vervoeren, hij misschien tot een systeem zou kunnen komen waarbij hij water kon halen voor een paar dagen...
Hij zat op het strand zijn situatie te overdenken, en aan wat hij zou moeten doen om te overleven, toen hij een kapotte schelp zag liggen. Hij nam het in zijn handen, en zag dat het min of meer de vorm had van een haak... Hij zocht een smal-uitlopende steen, en probeerde de vorm bij te slijpen. Het lukte wel, maar het zou wellicht heel veel uren kosten. Maar James besefte dat tijd zowat het enige was waarvan hij er massa's had...
Hij had geen last gehad van de bamboescheuten, en dus ging hij nu even de maden proberen. Hij nam een drietal van die beestjes, beet de kop er af, en slikte de beestjes in. Tot zijn verrassing smaakten ze niet slecht, ze hadden iets nootachtigs en boterachtigs. Ook die proef liep goed af, en James was al een stuk gelukkiger, nu hij diverse voedselbronnen gevonden had.
Hij sleep tot de avond aan de schelp, om een haak te maken, ondertussen denkend aan het maken van een lijn... Hij moest fijne, sterke vezels vinden. Net voor het donker werd, herinnerde hij zich iets over de bewerking van vlas ! Ze legden die planten in het water, zodat er een zekere rotting ontstond, en alleen de sterkere vezelachtige structuren overbleven... Heel zeker was hij niet, maar hij meende het zich zo te herinneren. Hij nam een paar dode bladerstengels van de kokos, legde die in een plas zeewater, en legde er een zware steen op, zodat ze onder water bleven, en bij vloed niet zouden wegspoelen... En dan ging hij weer slapen.
Morgen moest hij weer de berg op, om te drinken. Hij had al twee kokosnoten waarin hij wellicht wat water kon meebrengen de berg weer af...
Voor het eerst sliep hij in met een gerust gemoed...
morgen het vervolg
James trok eerst weer het bos in, uitkijkend naar andere planten, en vastbesloten die uit te proberen als voedsel. Op een plaats vond hij een soort riet of bamboe-achtige plant. Hij herinnerde zich de bamboescheuten, en na enig graven vond hij inderdaad opkomende scheuten... hij probeerde er eentje, en het smaakte lekker, enigszins zoet. Hij zou er meteen nog eten, maar de ervaring met de bessen had hem voorzichtig gemaakt, en hij wachtte enkele uren. Ondertussen zocht hij naar nog meer mogelijke voedselbronnen. Hij vond onder de laag bladeren een soort witte maden. Hij zou die ook, later eens proberen. Er zijn veel volkeren die insecten eten, en het is een volwaardige bron van eiwitten wist hij.
Hij vond ook een omgewaaide boom, met halfvergaan hout en dood mos. Dat zou bruikbaar zijn als hij een middel vond om vuur te maken. Hij kreeg weer honger, en ging weer een paar kokosnoten zoeken. Terwijl hij de bolster af deed, bedacht hij dat, als hij de noten kon openen op een manier dat hij ze kon gebruiken om later water in te vervoeren, hij misschien tot een systeem zou kunnen komen waarbij hij water kon halen voor een paar dagen...
Hij zat op het strand zijn situatie te overdenken, en aan wat hij zou moeten doen om te overleven, toen hij een kapotte schelp zag liggen. Hij nam het in zijn handen, en zag dat het min of meer de vorm had van een haak... Hij zocht een smal-uitlopende steen, en probeerde de vorm bij te slijpen. Het lukte wel, maar het zou wellicht heel veel uren kosten. Maar James besefte dat tijd zowat het enige was waarvan hij er massa's had...
Hij had geen last gehad van de bamboescheuten, en dus ging hij nu even de maden proberen. Hij nam een drietal van die beestjes, beet de kop er af, en slikte de beestjes in. Tot zijn verrassing smaakten ze niet slecht, ze hadden iets nootachtigs en boterachtigs. Ook die proef liep goed af, en James was al een stuk gelukkiger, nu hij diverse voedselbronnen gevonden had.
Hij sleep tot de avond aan de schelp, om een haak te maken, ondertussen denkend aan het maken van een lijn... Hij moest fijne, sterke vezels vinden. Net voor het donker werd, herinnerde hij zich iets over de bewerking van vlas ! Ze legden die planten in het water, zodat er een zekere rotting ontstond, en alleen de sterkere vezelachtige structuren overbleven... Heel zeker was hij niet, maar hij meende het zich zo te herinneren. Hij nam een paar dode bladerstengels van de kokos, legde die in een plas zeewater, en legde er een zware steen op, zodat ze onder water bleven, en bij vloed niet zouden wegspoelen... En dan ging hij weer slapen.
Morgen moest hij weer de berg op, om te drinken. Hij had al twee kokosnoten waarin hij wellicht wat water kon meebrengen de berg weer af...
Voor het eerst sliep hij in met een gerust gemoed...
morgen het vervolg
dinsdag, februari 17, 2015
Vermist 2
James had goed geslapen, maar werd al heel vroeg wakker van het gekrijs der meeuwen en de huilende wind. Het was koud, en het zand prikte zijn huid, die als gezandstraald werd. James vroeg zich af hoe zijn vrienden het zouden stellen. Ze waren minder ervaren in het zeilen, al hadden ze de eerste dagen in het kalme en ideale zeeweer wel kunnen oefenen.
Hij had dorst, en toen hij zich recht zette, voelde hij pijn in zijn rug, ter hoogte van zijn nieren. James kwam tot het besef dat hij, sinds hij op het eiland was, nog niet een keer had moeten plassen. Hij had heel weinig drinken, en het was warm en zweterig weer... Hij besefte weer dat hij meer moest drinken, veel meer, en zo spoedig mogelijk. Hij verzamelde weer wat kokosnoten, en dronk van de melk, en at weer wat vruchtvlees...
Hij zette zijn tocht voort, in de hoop dat hij toch ergens zoet water zou vinden, maar halverwege de dag kwam hij aan het punt waar hij zijn eerste noten had gegeten... Het was dus niet alleen een eiland, het was ook een klein eiland.
Hij besefte dat, als er al water was, hij dat zou moeten zoeken in de berg die de kern van het eiland vormde. Zolang hij op het mulle zand had gelopen, had hij geen last gehad, maar zodra hij het strand verliet, door de dorre massa van halfvergane bladeren en takken, voelde hij verdomd goed dat hij barrevoets liep ! Hij keek even of hij met grote bladeren geen schoeisel kon maken, maar dat lukte niet meteen, en water was dringend !
Het bos werd dichter, en een ogenblik dacht hij aan gevaarlijke dieren, maar toen besefte hij dat dit, op zo'n klein afgelegen eiland, wel onwaarschijnlijk was. Hij zag eigenlijk, buiten wat vogels en wat insecten, geen dieren. Hij sjokte verder, zo goed mogelijk kijkend waar hij zijn voeten zette, en nu en dan om zich heen kijkend. Hij zweette, en wist dat dit geen goede zaak was voor zijn gezondheid, voor zijn nieren.
Eindelijk kwam hij aan de rotsen. Hij vond een weg die min of meer begaanbaar was, en stapte, klauterde en klom in een grote spiraal de berg op. Op de weg keek hij uit of er geen water was, geen plas in een of andere holte... Niets. Toen hij na uren, uitgeput en gek van de dorst bovenkwam, zag hij dat de berg wellicht een oude vulkaan was, en dat in wat wellicht de krater was, er een meertje was, omringd door weelderig groen. Hij was gered... Als...als het water drinkbaar was.
Hoeveel dorst hij ook had, hij wist dat hij voorzichtig moest zijn, en hij nam slechts een slok water tot zich, en wachtte dan af. Het water deed hem denken aan het water van de vijver waar ze vroeger gingen zwemmen, Als hij daar per ongeluk een slok van binnen kreeg, smaakte het net zo, en hij was er niet ziek van geworden... Na een paar uur hield hij het niet meer uit, en dronk wel een halve liter in één keer. Er gebeurde niets, en hij kon zowaar na een uur of wat, voor de eerste keer plassen. Hij zuchtte van verlichting.
Hij wandelde rond het meer, nu en dan nog eens een slok drinkend, en bewonderde de schoonheid van de vallei. Nu zijn ergste dorst was gelest, kreeg hij honger, en hij keek uit naar eten. Hij zag een soort bessen, proefde er ééntje van, maar het smaakte verschrikkelijk slecht, en hij spoog het uit, en spoelde zijn mond overvloedig met water. Het bleef branden in zijn mond, en hij voelde dat zijn tong en verhemelte gezwollen was. Hij bleef zijn mond spoelen, en na een tijdje verzachtte de pijn, maar het gezwel was nog lang niet weg.
Hij vond geen kokosnoten daar, en een andere soort bessen durfde hij niet meteen aan. Bij toeval vond hij een nest met piepkleine, nog naakte vogeljongen, en met de ogen dicht slikte hij die zonder kauwen in. Veel was het niet, maar het was toch iets.
Hij zag dat er vissen in de vijver moesten zijn, want hij zag meeuwen duiken en met vis in de bek boven komen... Maar hoe kon hij die vis vangen? Hij wist niet met wat hij vishaken kon maken, of hoe hij een net kon breien, en met welke vezels dat zou kunnen...
Na lang zoeken vond hij nog een nest met vogeljongen, en slikte ook deze, wurgend, door. De ergste honger was nu wel gestild, en dorst had hij niet meer. Hij besloot hier te overnachten.
's Anderendaags werd hij gewekt door de zon. De sfeer, in de beschutting van de bergwanden, was heerlijk. Hij dronk weer naar behoefte, en besloot even te proeven van die andere soort bessen. Maar hoewel deze niet slecht smaken, was hij een uur later aan het overgeven en had hij een ontzettende diarree... Hij was zo ziek als een hond, en lag de hele dag, te ziek om iets te doen, in de zon, nu en dan wat slapend en anders druk bezig met overgeven en de diarree. Pas 's avonds leek het ergste geweken, maar hij voelde zich zo zwak en zo duizelig, dat hij bleef liggen waar hij lag.
Die nacht droomde hij van Robinson Crusoë... Een eiland met eetbare planten, geiten, een hele kist met gereedschap, een schip met touwwerk die halfvergaan een bron van bruikbaar materiaal was, en hij werd bibberend wakker in een stromende regen, die hem verkilde tot op het been.
Eén moment verbleef zijn geest nog bij het avonturenboek, en dat hielp hem om met takken en bladeren iets te bouwen waar het min of meer droog was. Eigenlijk zou hij vuur moeten kunnen maken, maar hoe deed je dat, hier, in de regen. Hij besefte dat dit zou moeten wachten, maar dat hij er zeker zou moeten over denken.
Gans de dag regende het, en hij verliet slechts zijn "hutje", om weer op zoek te gaan naar vogelnesten. Hij vond er een, met halfvolgroeide jongen. Hij draaide de beestjes de nek om, was er zelf niet goed van. Hij haalde zoveel mogelijk de pluimen er af (Niet makkelijk als het halfuitgegroeide veren zijn !!!), beet in de huid van de buikjes, zodat hij de ingewanden kon bereiken, spoelde dan de lijkjes uit, en verslond het rauwe vlees. Hij had het gevoel dat hij alle waarden die hij ooit had opgebouwd aan het verloochenen was... Hij had nog meegedaan aan een betoging tegen het houden van pelsdieren... Hij wou dat hij nu zo'n pelzen had !
Hij viel denkend aan de beschaving en de waarde er van, in slaap, het gedrup van de regen van bladeren en takken verstoorde hem niet meer.
's Morgens werd hij wakker, dronk wat water, kon plassen en stelde vast dat hij geen diarree meer had. Hij bekeek nog een keer de mooie vallei, met drinkbaar water, maar zonder eten, en wist dat hij weer naar de kust moest met eten, zonder drinken... het was een dilemma waar hij geen antwoord op wist.
Het was middag toen hij, met bloedende voeten een kokosnoot zat te openen...
morgen het vervolg
Hij had dorst, en toen hij zich recht zette, voelde hij pijn in zijn rug, ter hoogte van zijn nieren. James kwam tot het besef dat hij, sinds hij op het eiland was, nog niet een keer had moeten plassen. Hij had heel weinig drinken, en het was warm en zweterig weer... Hij besefte weer dat hij meer moest drinken, veel meer, en zo spoedig mogelijk. Hij verzamelde weer wat kokosnoten, en dronk van de melk, en at weer wat vruchtvlees...
Hij zette zijn tocht voort, in de hoop dat hij toch ergens zoet water zou vinden, maar halverwege de dag kwam hij aan het punt waar hij zijn eerste noten had gegeten... Het was dus niet alleen een eiland, het was ook een klein eiland.
Hij besefte dat, als er al water was, hij dat zou moeten zoeken in de berg die de kern van het eiland vormde. Zolang hij op het mulle zand had gelopen, had hij geen last gehad, maar zodra hij het strand verliet, door de dorre massa van halfvergane bladeren en takken, voelde hij verdomd goed dat hij barrevoets liep ! Hij keek even of hij met grote bladeren geen schoeisel kon maken, maar dat lukte niet meteen, en water was dringend !
Het bos werd dichter, en een ogenblik dacht hij aan gevaarlijke dieren, maar toen besefte hij dat dit, op zo'n klein afgelegen eiland, wel onwaarschijnlijk was. Hij zag eigenlijk, buiten wat vogels en wat insecten, geen dieren. Hij sjokte verder, zo goed mogelijk kijkend waar hij zijn voeten zette, en nu en dan om zich heen kijkend. Hij zweette, en wist dat dit geen goede zaak was voor zijn gezondheid, voor zijn nieren.
Eindelijk kwam hij aan de rotsen. Hij vond een weg die min of meer begaanbaar was, en stapte, klauterde en klom in een grote spiraal de berg op. Op de weg keek hij uit of er geen water was, geen plas in een of andere holte... Niets. Toen hij na uren, uitgeput en gek van de dorst bovenkwam, zag hij dat de berg wellicht een oude vulkaan was, en dat in wat wellicht de krater was, er een meertje was, omringd door weelderig groen. Hij was gered... Als...als het water drinkbaar was.
Hoeveel dorst hij ook had, hij wist dat hij voorzichtig moest zijn, en hij nam slechts een slok water tot zich, en wachtte dan af. Het water deed hem denken aan het water van de vijver waar ze vroeger gingen zwemmen, Als hij daar per ongeluk een slok van binnen kreeg, smaakte het net zo, en hij was er niet ziek van geworden... Na een paar uur hield hij het niet meer uit, en dronk wel een halve liter in één keer. Er gebeurde niets, en hij kon zowaar na een uur of wat, voor de eerste keer plassen. Hij zuchtte van verlichting.
Hij wandelde rond het meer, nu en dan nog eens een slok drinkend, en bewonderde de schoonheid van de vallei. Nu zijn ergste dorst was gelest, kreeg hij honger, en hij keek uit naar eten. Hij zag een soort bessen, proefde er ééntje van, maar het smaakte verschrikkelijk slecht, en hij spoog het uit, en spoelde zijn mond overvloedig met water. Het bleef branden in zijn mond, en hij voelde dat zijn tong en verhemelte gezwollen was. Hij bleef zijn mond spoelen, en na een tijdje verzachtte de pijn, maar het gezwel was nog lang niet weg.
Hij vond geen kokosnoten daar, en een andere soort bessen durfde hij niet meteen aan. Bij toeval vond hij een nest met piepkleine, nog naakte vogeljongen, en met de ogen dicht slikte hij die zonder kauwen in. Veel was het niet, maar het was toch iets.
Hij zag dat er vissen in de vijver moesten zijn, want hij zag meeuwen duiken en met vis in de bek boven komen... Maar hoe kon hij die vis vangen? Hij wist niet met wat hij vishaken kon maken, of hoe hij een net kon breien, en met welke vezels dat zou kunnen...
Na lang zoeken vond hij nog een nest met vogeljongen, en slikte ook deze, wurgend, door. De ergste honger was nu wel gestild, en dorst had hij niet meer. Hij besloot hier te overnachten.
's Anderendaags werd hij gewekt door de zon. De sfeer, in de beschutting van de bergwanden, was heerlijk. Hij dronk weer naar behoefte, en besloot even te proeven van die andere soort bessen. Maar hoewel deze niet slecht smaken, was hij een uur later aan het overgeven en had hij een ontzettende diarree... Hij was zo ziek als een hond, en lag de hele dag, te ziek om iets te doen, in de zon, nu en dan wat slapend en anders druk bezig met overgeven en de diarree. Pas 's avonds leek het ergste geweken, maar hij voelde zich zo zwak en zo duizelig, dat hij bleef liggen waar hij lag.
Die nacht droomde hij van Robinson Crusoë... Een eiland met eetbare planten, geiten, een hele kist met gereedschap, een schip met touwwerk die halfvergaan een bron van bruikbaar materiaal was, en hij werd bibberend wakker in een stromende regen, die hem verkilde tot op het been.
Eén moment verbleef zijn geest nog bij het avonturenboek, en dat hielp hem om met takken en bladeren iets te bouwen waar het min of meer droog was. Eigenlijk zou hij vuur moeten kunnen maken, maar hoe deed je dat, hier, in de regen. Hij besefte dat dit zou moeten wachten, maar dat hij er zeker zou moeten over denken.
Gans de dag regende het, en hij verliet slechts zijn "hutje", om weer op zoek te gaan naar vogelnesten. Hij vond er een, met halfvolgroeide jongen. Hij draaide de beestjes de nek om, was er zelf niet goed van. Hij haalde zoveel mogelijk de pluimen er af (Niet makkelijk als het halfuitgegroeide veren zijn !!!), beet in de huid van de buikjes, zodat hij de ingewanden kon bereiken, spoelde dan de lijkjes uit, en verslond het rauwe vlees. Hij had het gevoel dat hij alle waarden die hij ooit had opgebouwd aan het verloochenen was... Hij had nog meegedaan aan een betoging tegen het houden van pelsdieren... Hij wou dat hij nu zo'n pelzen had !
Hij viel denkend aan de beschaving en de waarde er van, in slaap, het gedrup van de regen van bladeren en takken verstoorde hem niet meer.
's Morgens werd hij wakker, dronk wat water, kon plassen en stelde vast dat hij geen diarree meer had. Hij bekeek nog een keer de mooie vallei, met drinkbaar water, maar zonder eten, en wist dat hij weer naar de kust moest met eten, zonder drinken... het was een dilemma waar hij geen antwoord op wist.
Het was middag toen hij, met bloedende voeten een kokosnoot zat te openen...
morgen het vervolg
maandag, februari 16, 2015
Vermist
Ze waren alle vier Cum Laude afgestudeerd aan dezelfde universiteit, ze waren afkomstig van hetzelfde middelgrote stadje in de USA, en hadden besloten om, voor ze naar huis gingen, voor ze aan het werk gingen, nog één keer samen een groot avontuur te beleven.
Een mocht zich nu advocaat noemen, een doctor in de Fysica, een doctor in de geneeskunde en de vierde was nu socioloog...
Ze hadden in hun laatste dagen aan de unief beslist dat ze met het zeilschip van de vader van de advocaat (die zelf ook advocaat was), een grote tocht te maken op de Stille oceaan...
Alleen de advocaat mocht zich zeiler noemen, de anderen waren hooguit enkele keren met hem en zijn vader mee geweest, en hadden wel eens helpen reven en hadden ooit wel eens een goede knoop leren maken...
Maar ze hadden geluk, het was schitterend zeilweer, en haast zonder dat ze iets moesten doen aan het zeilwerk, vaarden ze een hele week, voortgejaagd door een stevige maar heel gelijkmatige vaste wind. Plots was de wind gaan liggen. De zee leek wel van lood, niets roerde.
Ze lieten het schip volledig bezeild liggen, wachtend op de wind.
En wat doen jonge kerels die niets te doen hebben?
Ze bouwen een feestje...
Tegen de avond waren ze alle vier straalbezopen, en kropen in bed.
Midden in de nacht moest de advocaat, we zullen hem James noemen, uit bed... Hij liep - voor zover je dat lopen kunt noemen- het dek op, liep naar achter, toen plots de wind opkwam, ineens, en meteen met een flinke rukwind, de giek zwaaide het dek over, raakte James, en meteen lag hij in zee, en zag het schip verdwijnen.
Gelukkig hadden ze steeds de reddingsgordel om, zodat James zich niet meteen ongerust maakte. Ze zouden wel gewekt worden door het plotse bewegen van het schip en het geklap van de zeilen... Maar voor zo lang hij het schip kon, zien, zag hij niemand aan boord.
James wist het niet, maar hij lag niet stil in het water... Hij maakte deel uit van een stroming, en dreef steeds verder en verder weg van de plaats waar hij te water was geraakt. Hij zag niet eens meer dat in de vroege morgen het schip, tegen de wind in laveerde naar de plaats waar hij te water was geraakt en nog een heel stuk verder ook. Hij zag niet dat ze begonnen in cirkels te varen, hij hoorde nog zag de vliegtuigen die na het noodsignaal waren opgestegen... Hij dreef voortgejaagd door de stroming en de wind steeds verder en verder weg.
Het werd weer nacht, en weer dag en weer nacht, en nog steeds dreef James daar. Gek van de dorst in een zee vol ondrinkbaar water. Hij had geen schoenen aan, en nu en dan schrok hij van een of andere vis die nieuwsgierig die rare dingen kwam bekijken.
Tegen de morgen zag hij in de verte land. Hij probeerde, voor zover hij nog bij machte was, wat te zwemmen in de richting van het land, en toen hij behoorlijk dicht was, merkte hij dat de stroming hem netjes naast het land zou door drijven. Hij zwom al wat hij kon, en na uren wanhopige geploeter voelde hij land onder zich. Hij poogde recht te staan om het strand op te klimmen, maar dat was te veel gevraagd van zijn vermoeide spieren en zijn uitgehongerde en dorstige lichaam. Het duurde een heel eind voor hij uiteindelijk half uit het water, op het strand lag.
De zon was al bijna weer aan het onder gaan, toen hij weer bij bewustzijn kwam. Hij kroop voorzichtig recht, en wankelde het strand over, tot aan de rand van bomen. Gelukkig waren het kokospalmen, en lagen er vruchten op de grond. Maar hoe krijg je die dingen open zonder hulpmiddelen? Wat wij hier kennen als kokosnoot is eigenlijk al "gereinigd", want eigenlijk is er rond de noot nog een centimeters dikke bolster. James sloeg urenlang de ene noot tegen de andere, tot de bolster loskwam. Dan voorzichtig de noot gebroken, want hij wilde de kokosmelk drinken voor zijn verschrikkelijke dorst.
Na al die tijd kon James eindelijk een kop vol kokosmelk drinken. Daarna viel hij weer in slaap.
's Morgens werd hij gewekt door het geluid van de meeuwen die schreeuwend over hem vlogen. Toen hij bewoog, verdwenen zij weer...
James probeerde wat van het vlees van de kokosnoot naar binnen te krijgen, en de tweede noot volledig te ontbolsteren. Dat ging nu veel beter, of het was door het gebeuk van de dag voordien, of door dat hij er wat handiger in werd al gauw los. Ook wist hij de noot te doen barsten, zonder te breken, waardoor haast niets van het kostelijke vocht verloren ging.
Voorzichtig stond hij recht, en keek om zich heen... Een haast eindeloos strand, en een eindeloze oceaan strekten zich voor hem uit. Hij begon langs de bomen te stappen, op zoek naar leven, op zoek naar water...
Na enkele uren stappen moest hij stoppen, hij raapte weer enkele kokosnoten bij elkaar, en wist deze betrekkelijk vlug open te krijgen. Hij dronk de melk van twee noten, at zijn buik vol met het vruchtvlees, en viel in slaap. Na een paar uur trok hij weer verder langs het nog steeds eindeloze strand... Hij zag wel dat het strand niet rechttoe rechtaan liep, maar heel licht afboog. Toen de zon begon te zakken, zocht hij een plaats om te slapen...
morgen het vervolg.
Een mocht zich nu advocaat noemen, een doctor in de Fysica, een doctor in de geneeskunde en de vierde was nu socioloog...
Ze hadden in hun laatste dagen aan de unief beslist dat ze met het zeilschip van de vader van de advocaat (die zelf ook advocaat was), een grote tocht te maken op de Stille oceaan...
Alleen de advocaat mocht zich zeiler noemen, de anderen waren hooguit enkele keren met hem en zijn vader mee geweest, en hadden wel eens helpen reven en hadden ooit wel eens een goede knoop leren maken...
Maar ze hadden geluk, het was schitterend zeilweer, en haast zonder dat ze iets moesten doen aan het zeilwerk, vaarden ze een hele week, voortgejaagd door een stevige maar heel gelijkmatige vaste wind. Plots was de wind gaan liggen. De zee leek wel van lood, niets roerde.
Ze lieten het schip volledig bezeild liggen, wachtend op de wind.
En wat doen jonge kerels die niets te doen hebben?
Ze bouwen een feestje...
Tegen de avond waren ze alle vier straalbezopen, en kropen in bed.
Midden in de nacht moest de advocaat, we zullen hem James noemen, uit bed... Hij liep - voor zover je dat lopen kunt noemen- het dek op, liep naar achter, toen plots de wind opkwam, ineens, en meteen met een flinke rukwind, de giek zwaaide het dek over, raakte James, en meteen lag hij in zee, en zag het schip verdwijnen.
Gelukkig hadden ze steeds de reddingsgordel om, zodat James zich niet meteen ongerust maakte. Ze zouden wel gewekt worden door het plotse bewegen van het schip en het geklap van de zeilen... Maar voor zo lang hij het schip kon, zien, zag hij niemand aan boord.
James wist het niet, maar hij lag niet stil in het water... Hij maakte deel uit van een stroming, en dreef steeds verder en verder weg van de plaats waar hij te water was geraakt. Hij zag niet eens meer dat in de vroege morgen het schip, tegen de wind in laveerde naar de plaats waar hij te water was geraakt en nog een heel stuk verder ook. Hij zag niet dat ze begonnen in cirkels te varen, hij hoorde nog zag de vliegtuigen die na het noodsignaal waren opgestegen... Hij dreef voortgejaagd door de stroming en de wind steeds verder en verder weg.
Het werd weer nacht, en weer dag en weer nacht, en nog steeds dreef James daar. Gek van de dorst in een zee vol ondrinkbaar water. Hij had geen schoenen aan, en nu en dan schrok hij van een of andere vis die nieuwsgierig die rare dingen kwam bekijken.
Tegen de morgen zag hij in de verte land. Hij probeerde, voor zover hij nog bij machte was, wat te zwemmen in de richting van het land, en toen hij behoorlijk dicht was, merkte hij dat de stroming hem netjes naast het land zou door drijven. Hij zwom al wat hij kon, en na uren wanhopige geploeter voelde hij land onder zich. Hij poogde recht te staan om het strand op te klimmen, maar dat was te veel gevraagd van zijn vermoeide spieren en zijn uitgehongerde en dorstige lichaam. Het duurde een heel eind voor hij uiteindelijk half uit het water, op het strand lag.
De zon was al bijna weer aan het onder gaan, toen hij weer bij bewustzijn kwam. Hij kroop voorzichtig recht, en wankelde het strand over, tot aan de rand van bomen. Gelukkig waren het kokospalmen, en lagen er vruchten op de grond. Maar hoe krijg je die dingen open zonder hulpmiddelen? Wat wij hier kennen als kokosnoot is eigenlijk al "gereinigd", want eigenlijk is er rond de noot nog een centimeters dikke bolster. James sloeg urenlang de ene noot tegen de andere, tot de bolster loskwam. Dan voorzichtig de noot gebroken, want hij wilde de kokosmelk drinken voor zijn verschrikkelijke dorst.
Na al die tijd kon James eindelijk een kop vol kokosmelk drinken. Daarna viel hij weer in slaap.
's Morgens werd hij gewekt door het geluid van de meeuwen die schreeuwend over hem vlogen. Toen hij bewoog, verdwenen zij weer...
James probeerde wat van het vlees van de kokosnoot naar binnen te krijgen, en de tweede noot volledig te ontbolsteren. Dat ging nu veel beter, of het was door het gebeuk van de dag voordien, of door dat hij er wat handiger in werd al gauw los. Ook wist hij de noot te doen barsten, zonder te breken, waardoor haast niets van het kostelijke vocht verloren ging.
Voorzichtig stond hij recht, en keek om zich heen... Een haast eindeloos strand, en een eindeloze oceaan strekten zich voor hem uit. Hij begon langs de bomen te stappen, op zoek naar leven, op zoek naar water...
Na enkele uren stappen moest hij stoppen, hij raapte weer enkele kokosnoten bij elkaar, en wist deze betrekkelijk vlug open te krijgen. Hij dronk de melk van twee noten, at zijn buik vol met het vruchtvlees, en viel in slaap. Na een paar uur trok hij weer verder langs het nog steeds eindeloze strand... Hij zag wel dat het strand niet rechttoe rechtaan liep, maar heel licht afboog. Toen de zon begon te zakken, zocht hij een plaats om te slapen...
morgen het vervolg.
Abonneren op:
Posts (Atom)