I have a Dream...
Maar wellicht hebben we allemaal wel een droom, of zelfs meerdere dromen... dus ben je wellicht helemaal niet nieuwsgierig naar de droom van anderen?
Toch zijn er dromen van anderen die invloed hebben op ons... Ik denk hierbij vooral op diegenen die dromen van macht en geld...
Ooit was er een man... noem hem Zoroaster, of Boeddha, of Christus, of Mohammed en wellicht nog een heleboel andere bevlogen mensen, die droomden van een wereld vol goedheid, vol rechtvaardigheid. De meesten koppelden dit aan een of meerdere Goden, een enkeling koppelde het gewoon aan het Leven op zich. Maar eigenlijk doet dat er allemaal niet toe.
Deze begeesterde figuren (vol van Geest), gaven aan de mensheid redenen om de goedheid boven alles te stellen.
En zij hadden succes !
Hun leer bleef door de eeuwen heen bewaard, hun woorden worden nog steeds geciteerd...
Men deed alles wat mogelijk was om hun leer goed te bewaren, en degelijk uit te dragen, en om dat zeker te maken, creëerde men een instelling. Laat het ons, bij het in onze cultuur best gekende begrip noemen: een Kerk. (Ik bedoel niet het gebouw, maar de instelling).
En kijk, die instellingen vergaarden steeds meer macht, steeds meer invloed, steeds meer rijkdom... en ze preekten nog wel de woorden van hun stichter, maar leefden het zelf niet echt meer na.
We leven nu in een tijd, waarin we zowat alles weten, of kunnen weten, en we zien alles wat we willen zien... Dus zien we ook de macht van diegenen die ons zachtaardigheid prediken... Zien we ook de predikers die het woord vervormen en oproepen tot haat, zien we ook de rijkdom en zien we ook de invloed en de macht... en geloven we niet zomaar meer wat ze prediken en alleen opleggen aan de anderen.
en toch...
Toch lijken mij de woorden, de ideeën, de gedachten van die bevlogen figuren, die profeten, die filosofen helemaal niet waardeloos. En het is niet omdat de machthebbers in de instellingen die hun woorden prediken, zelf de woorden niet toepassen, dat ze niet goed en juist zijn.
Een samenleving is immers slechts mogelijk als men komt tot samen leven. En dat samen, dat is met respect voor elkaar, met naastenliefde, met verdraagzaamheid, met eerbied voor elkaars mening en ideeën... Samen leven kan niet als we niet elkaar respecteren in doen en laten, in geloof en hoop.
De gedachten van die begeesterde mensen zijn van een ontzettend hoog niveau, bieden een antwoord op de moeilijkheid om samen te leven. Zij die de kerken leiden hebben veelal zelf de regels vergeten, en hebben gekozen voor macht, invloed, rijkdom...
Geen wonder dat, nu steeds meer mensen die macht en het misbruiken er van zien, ook denken dat de levensleer verkeerd is. Dat die levensleer er alleen is om het de leiders van die bewegingen makkelijk te maken om macht en rijkdom te vergaren.
Het is geen wonder dat in een moderne wereld, met toegang tot internet en zowat alle kennis van de mens, de moderne mens tot die conclusie komt.
En nu blijkt dat de wereld der mensen steeds killer wordt, steeds onverdraagzamer...
Het lijkt of men de richting kwijt is.
Het wegvallen van een "hogere" reden om mens te zijn met de mensen, lijkt de poort open te zetten tot steeds meer eenzaamheid, armoede (geestelijke én lichamelijke) en elkaar kwaad doen is geen kwaad meer.
We zien jonge mensen die voor the fun een ander in elkaar slaan, mensen die vluchten in de dromen van drugs en alcohol, mensen die denken dat er geen plezier mogelijk is zonder alcohol en/of drugs. Mensen die alleen nog willen genieten, en die het genot enkel en alleen als een lichamelijk gegeven zien.
Goed eten, goede seks, plezier hebben, geld hebben...
Ik kan het niet helpen, ik vind dat tekenen van armoede.
En iedere keer weer, als ik verkeer in die kleine kring(en) van mensen die nog iets doen voor een ander, die nog zieken gaan bezoeken, die nog luisteren naar elkaar, dan heb ik hoop dat nog niet alles is verloren.
En het plezier, de deugd die je hebt van dat echt samen leven, dat is veel intenser dan al de rest.
Laat de kennis over misbruiken, machtswellust, rijkdom je niet doen afwijken van de maatschappij als een levende gemeenschap, gemeenschap die alleen kan bestaan en blijven bestaan door met elkaar, voor elkaar en door elkaar te leven in eensgezindheid strevend naar welzijn voor allen. En dat kan gerust ook in een maatschappij van welvaart, maar toch primeert het welzijn !
Menslief, ik hou van je !
tot de volgende ?
dinsdag, februari 18, 2014
maandag, februari 17, 2014
één op vier !
Bij een alcoholcontrole stelde men maar liefst vast, dat één op vier onder invloed was !!!
Dit is een verschrikkelijk hoog cijfer!
Ik weet wel, dat lang niet iedereen die "onder invloed" is, ook werkelijk onder de invloed is, om het anders te stellen, lang niet iedereen zal dronken zijn geweest. Wellicht de meesten niet... En dat lijkt net het grote gevaar te zijn!
Onderzoek heeft immers uitgewezen, dat zelfs een kleine hoeveelheid alcohol invloed heeft op de manier van reageren... De logica zou dan uiteindelijk moeten zijn, dat men opteert voor de nultolerantie ! Maar er komt naar mijn oordeel nog veel meer bij kijken.
We stellen immers vast dat van alles en nog wat invloed heeft op het gedrag en op de reactiesnelheid van de bestuurder van een voertuig.
Het is terecht dat men de GSM en/of smartphone verbiedt tijdens het rijden, maar ook het instellen of bijstellen van de GPS en eigenlijk van alle toestellen hebben uiteindelijk datzelfde effect.
Ik kan me heel goed voorstellen dat een "ambetant" kind op de achterbank (of het nu "ne bleiter" of een kind betreft die heel de tijd blijft vragen stellen, of die het stilzitten als een onmogelijke opdracht bekijkt)..., het is van invloed op het gedrag van de bestuurder, en dus op zijn rijgedrag.
Met andere woorden, idealiter zou een bestuurder moeten afgescheiden zijn van de rest van de wereld, zodat hij enkel en alleen bezig moet zijn met zijn taak: het besturen van een voertuig.
Als we het aldus zouden bekijken, dan zou de bestuurder van een vrachtwagen, voor zo ver hij niet heeft gedronken, niet bezig is met zijn telefoon of met de gps, eigenlijk de volmaakte bestuurder moeten zijn...
Laatst reed ik op de E17, en voor me zag ik een vrachtwagen voortdurend -weliswaar min of meer op zijn eigen rijvak - heen en weer zwaaien... Ik besloot hem maar, voor de veiligheid, voorbij te rijden. Anny keek eens goed naar de chauffeur in kwestie, en zei vol verbazing en woede "Hij zit potverdorie zijn gazet te lezen !"
Dus in het rijtje van afleidingen moeten we de meest onwaarschijnlijke items ook opsommen, zoals daar zijn de krant, weekbladen, boeken en dergelijke.
Ik wil hier de invloed van alcohol en drugs niet minimaliseren, maar ik wil de mensheid er op wijzen, dat er veel meer is dan alleen maar alcohol en/of drugs...
Ik wil er de chauffeur op wijzen, dat het besturen van een voertuig een taak is met verschrikkelijk veel verantwoordelijkheden. Je hebt niet alleen een kapitaal in handen, je hebt ook een wapen, een moordtuig in handen.
Zelfs al let je goed op, ben je echt een bestuurder die zich bewust is van alle risico's en pas je daar je gedrag aan aan, dan nog kun je verrast worden. Er kan altijd een kind of een dier voor je wielen de baan op komen rennen. Je reactie kan te traag zijn of verkeerd, waardoor je anderen in gevaar brengt, of zelfs doodt...
Kortom, autorijden is een gevaarlijk iets...
En toch denken we daar bijna nooit aan !
We stappen achter het stuur, en gaan rijden aan snelheden die een heel stuk hoger liggen dan de snelheid waar we als mens toe bekwaam zijn. De snelste lopers halen op een korte afstand maar iets meer dan 36 km/uur... En wij rijden 120 km:uur op de snelweg, en vinden 50 km per uur in de stad verschrikkelijk traag !
Hoe ouder ik word, hoe meer ik me bewust ben van al die gevaren, en hoe voorzichtiger ik ga rijden. Ik behoor dan ook tot wat mijn zoon geringschattend noemt: "'t Is weer een oude op de baan", telkens hij iemand ziet die trager rijdt dan het toegelatene, of die extreem voorzichtig is bij het kruisen van een weg.
Ja, ik ben dan maar een van die ouderen... en ik wenste dat iedereen een beetje meer op die manier zou gaan rijden, er op denkend dat we eigenlijk veel sneller bewegen dan dat waar we voor gebouwd zijn.
Nee, ik ben niet tegen de vooruitgang, integendeel... Maar het is niet goed als we ons niet bewust zijn van het gevaar van snelheid en het gewicht van het voertuig.
Dus pleit ik er voor dat ieder bestuurder niet alleen een opleiding zou moeten krijgen om te leren rijden, maar ook lessen over de impact van een rijdend voertuig op een stilstaand object.
Zoals ik iemand die werkt in een instituut waar ze verslaafden verzorgen hoorde zeggen dat eigenlijk iedere school op bezoek zou moeten gaan naar een dergelijke instelling, om te zien wat verdovende middelen doen met een mens, zou men iedere nieuwe bestuurder moeten tonen welk moordwapen een auto is...
Dan zouden er wellicht een heel pak minder zijn die drinken en rijden, drugs gebruiken en rijden, telefoneren en rijden, bezig zijn met de kinderen en rijden... en ga zo maar door...
En denk er aan: Je hebt pas echte lol, zonder alcohol !
tot de volgende ?
Dit is een verschrikkelijk hoog cijfer!
Ik weet wel, dat lang niet iedereen die "onder invloed" is, ook werkelijk onder de invloed is, om het anders te stellen, lang niet iedereen zal dronken zijn geweest. Wellicht de meesten niet... En dat lijkt net het grote gevaar te zijn!
Onderzoek heeft immers uitgewezen, dat zelfs een kleine hoeveelheid alcohol invloed heeft op de manier van reageren... De logica zou dan uiteindelijk moeten zijn, dat men opteert voor de nultolerantie ! Maar er komt naar mijn oordeel nog veel meer bij kijken.
We stellen immers vast dat van alles en nog wat invloed heeft op het gedrag en op de reactiesnelheid van de bestuurder van een voertuig.
Het is terecht dat men de GSM en/of smartphone verbiedt tijdens het rijden, maar ook het instellen of bijstellen van de GPS en eigenlijk van alle toestellen hebben uiteindelijk datzelfde effect.
Ik kan me heel goed voorstellen dat een "ambetant" kind op de achterbank (of het nu "ne bleiter" of een kind betreft die heel de tijd blijft vragen stellen, of die het stilzitten als een onmogelijke opdracht bekijkt)..., het is van invloed op het gedrag van de bestuurder, en dus op zijn rijgedrag.
Met andere woorden, idealiter zou een bestuurder moeten afgescheiden zijn van de rest van de wereld, zodat hij enkel en alleen bezig moet zijn met zijn taak: het besturen van een voertuig.
Als we het aldus zouden bekijken, dan zou de bestuurder van een vrachtwagen, voor zo ver hij niet heeft gedronken, niet bezig is met zijn telefoon of met de gps, eigenlijk de volmaakte bestuurder moeten zijn...
Laatst reed ik op de E17, en voor me zag ik een vrachtwagen voortdurend -weliswaar min of meer op zijn eigen rijvak - heen en weer zwaaien... Ik besloot hem maar, voor de veiligheid, voorbij te rijden. Anny keek eens goed naar de chauffeur in kwestie, en zei vol verbazing en woede "Hij zit potverdorie zijn gazet te lezen !"
Dus in het rijtje van afleidingen moeten we de meest onwaarschijnlijke items ook opsommen, zoals daar zijn de krant, weekbladen, boeken en dergelijke.
Ik wil hier de invloed van alcohol en drugs niet minimaliseren, maar ik wil de mensheid er op wijzen, dat er veel meer is dan alleen maar alcohol en/of drugs...
Ik wil er de chauffeur op wijzen, dat het besturen van een voertuig een taak is met verschrikkelijk veel verantwoordelijkheden. Je hebt niet alleen een kapitaal in handen, je hebt ook een wapen, een moordtuig in handen.
Zelfs al let je goed op, ben je echt een bestuurder die zich bewust is van alle risico's en pas je daar je gedrag aan aan, dan nog kun je verrast worden. Er kan altijd een kind of een dier voor je wielen de baan op komen rennen. Je reactie kan te traag zijn of verkeerd, waardoor je anderen in gevaar brengt, of zelfs doodt...
Kortom, autorijden is een gevaarlijk iets...
En toch denken we daar bijna nooit aan !
We stappen achter het stuur, en gaan rijden aan snelheden die een heel stuk hoger liggen dan de snelheid waar we als mens toe bekwaam zijn. De snelste lopers halen op een korte afstand maar iets meer dan 36 km/uur... En wij rijden 120 km:uur op de snelweg, en vinden 50 km per uur in de stad verschrikkelijk traag !
Hoe ouder ik word, hoe meer ik me bewust ben van al die gevaren, en hoe voorzichtiger ik ga rijden. Ik behoor dan ook tot wat mijn zoon geringschattend noemt: "'t Is weer een oude op de baan", telkens hij iemand ziet die trager rijdt dan het toegelatene, of die extreem voorzichtig is bij het kruisen van een weg.
Ja, ik ben dan maar een van die ouderen... en ik wenste dat iedereen een beetje meer op die manier zou gaan rijden, er op denkend dat we eigenlijk veel sneller bewegen dan dat waar we voor gebouwd zijn.
Nee, ik ben niet tegen de vooruitgang, integendeel... Maar het is niet goed als we ons niet bewust zijn van het gevaar van snelheid en het gewicht van het voertuig.
Dus pleit ik er voor dat ieder bestuurder niet alleen een opleiding zou moeten krijgen om te leren rijden, maar ook lessen over de impact van een rijdend voertuig op een stilstaand object.
Zoals ik iemand die werkt in een instituut waar ze verslaafden verzorgen hoorde zeggen dat eigenlijk iedere school op bezoek zou moeten gaan naar een dergelijke instelling, om te zien wat verdovende middelen doen met een mens, zou men iedere nieuwe bestuurder moeten tonen welk moordwapen een auto is...
Dan zouden er wellicht een heel pak minder zijn die drinken en rijden, drugs gebruiken en rijden, telefoneren en rijden, bezig zijn met de kinderen en rijden... en ga zo maar door...
En denk er aan: Je hebt pas echte lol, zonder alcohol !
tot de volgende ?
zaterdag, februari 15, 2014
Graaf Jan - IV
"Mannen" zei graaf Jan, "we moeten een einde maken aan het schandalige gedrag van Claude de Mattezie !" Ze knikten allemaal, en verzekerden Jan dat zowat heel de bevolking van gans het gebied onder het beheer van Claude de Mattezie hem zou volgen, want iedereen was de Hertog meer dan moe, iedereen was arm gemaakt en iedereen leed honger. Alleen wou niemand dat men de echtgenote en de kinderen van de hertog kwaad zou doen, want dat waren de enigen die het nog iet of wat leefbaar maakten.
"Goed" zei Jan, "dan trekken we op tegen de hertog !"
"Maar heer," riepen ze allemaal, "we zijn maar met een tiental, en de hertog leeft in een groot versterkt kasteel, met honderden soldeniers !"
Jan glimlachte slechts, en zei: "We gaan"...
Het was slechts aarzelend dat ze hem volgden, en terwijl ze een tiental meter achter hem liepen, fezelden ze tegen elkaar, vol onrust en vol onzekerheid.
"Heren" zei Jan, "heb geen schrik, we zijn veel sterker dan je denkt!"
Toen ze al een hele wijle aan het stappen waren, keek een van de mannen eens om, en tot zijn grote schrik zag hij ginder achter hem een massa beren sjokken, honderden en honderden beren ! En toen hij wat meer links keek, dan liepen daar duizenden en duizenden wolven, veel meer dan er ooit in het land konden verblijven ! Hij had gelijk, de wolven en de beren kwamen niet alleen uit het eigen gebied, maar van heinde en ver ! In de lucht vlogen massa's kraaien, eksters en uilen, de lucht zag er zwart van ! ...
De man trok aan de mouw van de man naast me "Zie jij wat ik zie?" Die man keek ook om, en zag ook de massa dieren die hen volgde... Nu begrepen ze Jan, toen hij hen zegde dat ze sterker waren dan ze dachten...
De derde dag kwamen ze aan het kasteel van Hertog Claude de Mattezie...
Toen ze daar het massale dierenleger zagen aan komen, trokken ze vlug de ophaalbrug op, en luidden de klokken om de soldeniers te wapen te roepen !
Overal zag je de soldaten hun plaatsen innemen achter de kantelen en achter de schietgaten. En op een bevel vlogen honderden pijlen in de richting van de dieren. Maar de eksters en de kraaien doken naar beneden en grepen de pijlen in de vlucht, en geen enkele pijl bereikte het leger van Jan.
Dan schoten de soldaten met brandende pijlen, want dieren zijn bang van vuur... Maar weer doken de vogels naar beneden en grepen de pijlen, nu wel een beetje meer naar achter, maar weer kwam geen pijl er door !
Dan schoten de soldeniers met blijden grote stenen over de muur heen, naar het leger van Jan, maar de beren vingen de stenen op, rolden zich rond de steen op in een bol, en rolden zonder schade aan te richten tot ze weer stil konden houden.
Er werd niet meer geschoten, er werden geen stenen meer geworpen.
Jan haalde zijn wezel uit zijn tas, en beval hem naar het kasteel te trekken, en contact te maken met de ratten en de muizen, zodat ze zouden weten hoe het zat met de voorraden op het kasteel. 's Morgens heel in de vroegte kwam de wezel terug met een rat bij zich. Daar hoorden ze dat het kasteel wel een beleg van een jaar kon doorstaan! Jan vroeg de ratten hoelang ze nodig zouden hebben om, samen met de muizen, de voorraad eten naar buiten te brengen. De rat dacht ze dat wel in drie dagen zouden kunnen klaren, ze waren met heel velen, en veel pootjes maken licht werk.
Kort nadien zag men een onophoudelijke stroom ratten met voedsel verschijnen. Na drie dagen stopte de processie, maar dan lag er een ware berg voedsel in het kamp van Jan, en men hoorde geweeklaag van uit het kasteel komen.
Jan vroeg aan eksters en kraaien, of ze eens wilden zoeken of er geen geheime gang was, waardoor Claude zou kunnen ontsnappen. De eksters vroegen de hulp van de konijnen, die vertrouwd waren met de ondergrond, en deze vroegen op hun beurt de medewerking van de mollen. Na een uur kwam een haas aangelopen, tot bij Graaf Jan en hij verwittigde dat ze niet alleen de geheime gang hadden gevonden, maar dat ze er ook lawaai hoorden, dus was Claude wellicht al bezig met de voorbereiding om te ontsnappen. De wolven liepen met de haas mee om de uitgang te bewaken, en Jan volgde met een honderdtal beren.
Toen Jan ter plaatse kwam, beval hij iedereen om uit het zicht te gaan, zodat Claude zou denken dat hij veilig was, en werkelijk de gang kon verlaten. Het zou immers veel makkelijker zijn hem te vangen als hij in het open veld was, dan in de smalle doorgang !
Een paar uur later zagen de eksters vanuit hun uitkijkplaats in de hoge populieren, dat de deur van de geheime gang heel voorzichtig open ging... Een soldenier stak zijn hoofd buiten, zag niets, kwam helemaal buiten en gaf teken dat alles veilig was. Een honderdtal soldeniers en Hertog Claude stapten naar buiten, bewapend van kop tot teen en beladen met elk een volle zak goud.
Jan liet hen de gang helemaal verlaten... Pas toen ze een honderdtal meter buiten waren, gaf Jan teken, en van overal, uit alle richtingen kwamen beren en wolven, en ze vormden een grote cirkel rond de bange soldeniers en de woedende hertog.
Er moest niet gevochten worden ! De soldeniers gooiden hun wapens weg, en stapten aarzelend in de richting van de dieren, hun handen hoog in de lucht, om duidelijk te maken dat ze geen kwaad in de zin hadden. Sommigen poogden de zak goud bij te houden, maar het gebrom van een beer, of het gegrom van een wolf was voldoende opdat zij het goud lieten vallen.
Tenslotte stond de hertog daar alleen, met zijn vrouw en zijn kinderen.
"Vrouwe" zei Jan, Vrouwe, kom met de kinderen maar tot hier, we willen je geen kwaad doen, jij deed ook geen kwaad aan ons en aan de mensen in het hertogdom en mijn graafschap. De vrouw aarzelde even, maar kwam dan naar Jan toegestapt. De boze hertog krijste van onmacht !
Al heel vlug trok de mare door het gehele gebied, en van overal stroomden de mensen toe om te vieren. Ze juichten Jan toe, en gaven de beren en de wolven te eten, zodat ze veilig en wel terug zouden trekken naar het gebied waar ze thuishoorden. Want zo heel erg veel vertrouwen hadden de mensen niet in al die dieren.
Jan riep een rechtbank bijeen, om hertog Claude de Mattezie te doen veroordelen.
De mensen waren heel verbaasd, en sommigen begrepen het helemaal niet, toen Jan optrad als advocaat voor de hertog...
"Heren", zei Jan tot de rechters, "Heren, er zijn al genoeg doden gevallen, er zijn al genoeg misdaden begaan, er hebben al genoeg mensen geleden ! Daarom vraag ik dat men de hertog laat leven, en dat men de hertog veroordele tot het doen van nuttig werk."
En zo geschiedde. De hertog werd veroordeeld om dienaar te zijn van iedereen. Overal waar er nood was, moest de hertog gaan helpen. In het begin met twee wachters aan zijn zij, maar later slechts met één. Want na een tijdje voelde de hertog zich zelf beter bij dit gedrag, dan toen hij de mensen koeioneerde !
En Jan ? Jan installeerde de zoon van de hertog onder de voogdij van zijn moeder als nieuwe hertog. In het gebied van Baron Hendrik installeerde hij een neef van Hendrik, en zelf beheerde hij weer zijn eigen gebied... Na een jaar trouwde hij met de lieve dochter van de hertog, en ze kregen een massa lieve kinderen...
Het gebied van ellende was nu een gebied van welvaart en blijdschap geworden.
Er was slechts een bizar ding aan heel de situatie...
Aan het kasteel van Jan zag je voortdurend een komen en gaan van duizenden dieren... die hulp zochten bij Jan. En tussen die dieren ? Daar liepen steeds meer mensen tussen, want Jan was een voortreffelijk heelmeester !
En daarmee is het verhaal uit...
tot de volgende ?
"Goed" zei Jan, "dan trekken we op tegen de hertog !"
"Maar heer," riepen ze allemaal, "we zijn maar met een tiental, en de hertog leeft in een groot versterkt kasteel, met honderden soldeniers !"
Jan glimlachte slechts, en zei: "We gaan"...
Het was slechts aarzelend dat ze hem volgden, en terwijl ze een tiental meter achter hem liepen, fezelden ze tegen elkaar, vol onrust en vol onzekerheid.
"Heren" zei Jan, "heb geen schrik, we zijn veel sterker dan je denkt!"
Toen ze al een hele wijle aan het stappen waren, keek een van de mannen eens om, en tot zijn grote schrik zag hij ginder achter hem een massa beren sjokken, honderden en honderden beren ! En toen hij wat meer links keek, dan liepen daar duizenden en duizenden wolven, veel meer dan er ooit in het land konden verblijven ! Hij had gelijk, de wolven en de beren kwamen niet alleen uit het eigen gebied, maar van heinde en ver ! In de lucht vlogen massa's kraaien, eksters en uilen, de lucht zag er zwart van ! ...
De man trok aan de mouw van de man naast me "Zie jij wat ik zie?" Die man keek ook om, en zag ook de massa dieren die hen volgde... Nu begrepen ze Jan, toen hij hen zegde dat ze sterker waren dan ze dachten...
De derde dag kwamen ze aan het kasteel van Hertog Claude de Mattezie...
Toen ze daar het massale dierenleger zagen aan komen, trokken ze vlug de ophaalbrug op, en luidden de klokken om de soldeniers te wapen te roepen !
Overal zag je de soldaten hun plaatsen innemen achter de kantelen en achter de schietgaten. En op een bevel vlogen honderden pijlen in de richting van de dieren. Maar de eksters en de kraaien doken naar beneden en grepen de pijlen in de vlucht, en geen enkele pijl bereikte het leger van Jan.
Dan schoten de soldaten met brandende pijlen, want dieren zijn bang van vuur... Maar weer doken de vogels naar beneden en grepen de pijlen, nu wel een beetje meer naar achter, maar weer kwam geen pijl er door !
Dan schoten de soldeniers met blijden grote stenen over de muur heen, naar het leger van Jan, maar de beren vingen de stenen op, rolden zich rond de steen op in een bol, en rolden zonder schade aan te richten tot ze weer stil konden houden.
Er werd niet meer geschoten, er werden geen stenen meer geworpen.
Jan haalde zijn wezel uit zijn tas, en beval hem naar het kasteel te trekken, en contact te maken met de ratten en de muizen, zodat ze zouden weten hoe het zat met de voorraden op het kasteel. 's Morgens heel in de vroegte kwam de wezel terug met een rat bij zich. Daar hoorden ze dat het kasteel wel een beleg van een jaar kon doorstaan! Jan vroeg de ratten hoelang ze nodig zouden hebben om, samen met de muizen, de voorraad eten naar buiten te brengen. De rat dacht ze dat wel in drie dagen zouden kunnen klaren, ze waren met heel velen, en veel pootjes maken licht werk.
Kort nadien zag men een onophoudelijke stroom ratten met voedsel verschijnen. Na drie dagen stopte de processie, maar dan lag er een ware berg voedsel in het kamp van Jan, en men hoorde geweeklaag van uit het kasteel komen.
Jan vroeg aan eksters en kraaien, of ze eens wilden zoeken of er geen geheime gang was, waardoor Claude zou kunnen ontsnappen. De eksters vroegen de hulp van de konijnen, die vertrouwd waren met de ondergrond, en deze vroegen op hun beurt de medewerking van de mollen. Na een uur kwam een haas aangelopen, tot bij Graaf Jan en hij verwittigde dat ze niet alleen de geheime gang hadden gevonden, maar dat ze er ook lawaai hoorden, dus was Claude wellicht al bezig met de voorbereiding om te ontsnappen. De wolven liepen met de haas mee om de uitgang te bewaken, en Jan volgde met een honderdtal beren.
Toen Jan ter plaatse kwam, beval hij iedereen om uit het zicht te gaan, zodat Claude zou denken dat hij veilig was, en werkelijk de gang kon verlaten. Het zou immers veel makkelijker zijn hem te vangen als hij in het open veld was, dan in de smalle doorgang !
Een paar uur later zagen de eksters vanuit hun uitkijkplaats in de hoge populieren, dat de deur van de geheime gang heel voorzichtig open ging... Een soldenier stak zijn hoofd buiten, zag niets, kwam helemaal buiten en gaf teken dat alles veilig was. Een honderdtal soldeniers en Hertog Claude stapten naar buiten, bewapend van kop tot teen en beladen met elk een volle zak goud.
Jan liet hen de gang helemaal verlaten... Pas toen ze een honderdtal meter buiten waren, gaf Jan teken, en van overal, uit alle richtingen kwamen beren en wolven, en ze vormden een grote cirkel rond de bange soldeniers en de woedende hertog.
Er moest niet gevochten worden ! De soldeniers gooiden hun wapens weg, en stapten aarzelend in de richting van de dieren, hun handen hoog in de lucht, om duidelijk te maken dat ze geen kwaad in de zin hadden. Sommigen poogden de zak goud bij te houden, maar het gebrom van een beer, of het gegrom van een wolf was voldoende opdat zij het goud lieten vallen.
Tenslotte stond de hertog daar alleen, met zijn vrouw en zijn kinderen.
"Vrouwe" zei Jan, Vrouwe, kom met de kinderen maar tot hier, we willen je geen kwaad doen, jij deed ook geen kwaad aan ons en aan de mensen in het hertogdom en mijn graafschap. De vrouw aarzelde even, maar kwam dan naar Jan toegestapt. De boze hertog krijste van onmacht !
Al heel vlug trok de mare door het gehele gebied, en van overal stroomden de mensen toe om te vieren. Ze juichten Jan toe, en gaven de beren en de wolven te eten, zodat ze veilig en wel terug zouden trekken naar het gebied waar ze thuishoorden. Want zo heel erg veel vertrouwen hadden de mensen niet in al die dieren.
Jan riep een rechtbank bijeen, om hertog Claude de Mattezie te doen veroordelen.
De mensen waren heel verbaasd, en sommigen begrepen het helemaal niet, toen Jan optrad als advocaat voor de hertog...
"Heren", zei Jan tot de rechters, "Heren, er zijn al genoeg doden gevallen, er zijn al genoeg misdaden begaan, er hebben al genoeg mensen geleden ! Daarom vraag ik dat men de hertog laat leven, en dat men de hertog veroordele tot het doen van nuttig werk."
En zo geschiedde. De hertog werd veroordeeld om dienaar te zijn van iedereen. Overal waar er nood was, moest de hertog gaan helpen. In het begin met twee wachters aan zijn zij, maar later slechts met één. Want na een tijdje voelde de hertog zich zelf beter bij dit gedrag, dan toen hij de mensen koeioneerde !
En Jan ? Jan installeerde de zoon van de hertog onder de voogdij van zijn moeder als nieuwe hertog. In het gebied van Baron Hendrik installeerde hij een neef van Hendrik, en zelf beheerde hij weer zijn eigen gebied... Na een jaar trouwde hij met de lieve dochter van de hertog, en ze kregen een massa lieve kinderen...
Het gebied van ellende was nu een gebied van welvaart en blijdschap geworden.
Er was slechts een bizar ding aan heel de situatie...
Aan het kasteel van Jan zag je voortdurend een komen en gaan van duizenden dieren... die hulp zochten bij Jan. En tussen die dieren ? Daar liepen steeds meer mensen tussen, want Jan was een voortreffelijk heelmeester !
En daarmee is het verhaal uit...
tot de volgende ?
vrijdag, februari 14, 2014
Graaf Jan III
Jan leerde verschrikkelijk veel bij ! Hij leerde de kruiden kennen en hun macht, hij leerde de mineralen kennen en hun mogelijkheden, hij leerde gebroken ledematen spalken, hij leerde genezen, hij leerde wonden zuiveren en dichtnaaien en hij leerde zelfs, als er echt geen andere oplossing meer was, hoe hij een poot of een oor of een staart moest afzetten. Hij leerde ook de voedzaamheid van de planten, leerde welke planten ruist gaven, welke slaap en welke zorgden voor opgewektheid en vreugde. Kortom Jan werd een volmaakt heelmeester !
Maar steeds bleef het lot van zijn arme vrouw en kinderen aan hem knagen. De ekster stelde hem voor, dat hij eens zou gaan kijken en luisteren wat er precies allemaal was gebeurd in de tijd dat Jan in de vergeetput zat en de tijd dat hij hier bij Anna verbleef. De ekster vloog weg en het duurde wel zeven dagen en zeven uren voor hij weer terug was, zijn staart was gerafeld, maar voor de rest zag hij er goed uit. Jan vroeg hem meteen of hij nieuws had ? De ekster knikte, maar wilde eerst wat eten en drinken. Nadat hij had gegeten en gedronken vertelde de ekster:
Jan, ik breng helaas slecht nieuws... Je vrouw, je kinderen, en de ridders die je trouw bleven, zijn allen gedood en in het woud begraven onder de grote steen bij de grote eik... De boze Claude zuigt het land uit en is wreed tegenover al zijn onderdanen. Velen vluchten het land uit, maar als Claude ze achterhaalt, dan hangt hij hen aan de kantelen van het kasteel op, tot de koord rot is, of de beenderen zo naar beneden vallen in de slotgracht. Hij woont weer in zijn eigen kasteel, en jouw kasteel staat te vervallen. Er is echter ook een beetje goed nieuws ! De snoodaard heeft een hele lieve vrouw en een doodbrave dochter en zoon, die doen wat ze kunnen om toch nog wat leed te verzachten bij de onderdanen. Zij geven - zeer tegen de zin van Claude- de armen aalmoezen en eten.
Jan wilde meteen naar zijn gebied terug, om zijn kasteel terug te nemen, maar net toen hij begon wapens te maken, werd de lieven kruidenvrouwe Anna ziek, en Jan stelde alles uit om zijn weldoenster te verzorgen.
Hij haalde alle kruiden die hij nuttig achtte bij elkaar, verzamelde wel zevenentwintig mineralen, en verzorgde Anna met heel zijn kennis en zijn kunnen... Maar niets leek te helpen. "Arme Jan" zuchtte Anna, "Je kunt niets meer voor me doen, tegen de ouderdom is geen kruid gewassen ! Maar ik smeek je om goed voor mijn dieren te zorgen, zij waren de enigen die me altijd hebben gesteund en die me eten en drinken hebben gebracht toen ik in nood was !" Jan beloofde dat, en kort nadien blies Anna haar laatste adem uit.
Jan groef een graf, en legde er vol eerbied Anna in. Hij vulde de put, en plantte er een lijsterbes op, een boom waarvan de vruchten eetbaar zijn en vol vitamine zitten. Rond het graf zaten wel duizend dieren, van alle slag en alle aard te wenen. De haas zat er naast de vos, en naast de wolf stonden wel tien patrijzen. De uil zat midden een hele bende muizen, en geen een dacht er aan een ander kwaad te doen, ze hadden te veel verdriet om zelfs ook maar op eten te denken.
Na de begrafenis ging Jan naar de hut, midden in het doornige struikgewas, en nam er wat hij ondertussen aan kleren en wapens had gemaakt, en keek nog eens vol weemoed om zich heen...
Jan vertrok naar zijn kasteel, of wat er van restte, en naast hem aan zijn rechterhand liep een grote beer, links van hem stapte een grote grijze wolf. Op zijn rechterschouder zat een uil, en op zijn linkerschouder de slimme ekster. In zijn buidel zat een wezel, met haar kopje naar buiten te loeren naar gevaar, en op zijn hoofd, naar achteren kijkend, of van daar geen gevaar kwam, zat een dapper winterkoninkje.
Nu was Jan weer fit en gezond, en in minder dan een dag bereikte hij zijn kasteel.
Hij had vol leedwezen zijn land bekeken en de armoe van zijn onderdanen... Sommigen hadden hem herkend, en waren vol schrik dat hij een spook was, was hij immers niet in de vergeetput geworpen?
En er was toch geen levend mens die met wolf en beer en uil en eksters optrok ?
Zijn kasteel stond daar voor hem. De poorten waren wel dicht, maar hingen schots en scheef aan de hengsels. De muren waren begroeid met gras, en op de daken groeiden er warempel boompjes, en hier en daar waren er grote gaten in te zien.
Jan duwde met één zwaai van zijn machtige armen de poorten open en stapte binnen.
Zijn stappen klonken hol in de lege binnenkoer.
Jan duwde de deur open en trok naar de wapenzaal.
Daar hingen nog zijn zwaard, zijn knots zijn schild en zijn harnas... Allemaal rood van het roest. Jan zuchtte en bekeek het metaal van dichtbij. Eigenlijk was er niet zoveel schade aan, de roest was maar oppervlakkig ! De wapenzaal was nog steeds in behoorlijke staat, en hier was nog geen regen doorgesijpeld.
Jan zette zich op de grond neer, en begon zijn zwaard te kuisen en er weer snede op aan te brengen. Daar bracht hij een volle dag mee door.
De tweede dag poetste hij zijn knots en zette er een nieuwe steel aan.
De derde dag begon hij met het oppoetsen van zijn schild, en met het opnieuw schilderen van zijn wapenschild en devies. Daar werkte hij drie dagen aan.
De zesde dag begon Jan aan zijn harnas. Hij schuurde ieder onderdeeltje tot het blonk als nieuw, en hij smeerde olie aan ieder gewricht van het harnas, zodat het weer soepel was en niet alleen veiligheid bood, maar ook ontzag inboezemde.
Daar ging een volle week aan voorbij.
Jan trok dan zijn harnas aan, nam zijn zwaard en zijn schild ter hand, en hing de knots aan zijn zij... En samen met beer en wolf, uil en ekster, wezel en winterkoninkje, stapte hij naar het grote woud, naar de grote steen, waar zijn vrouw, zijn kinderen en zijn trouwe ridders waren begraven...
Daar bad Jan een lange tijd, en tranen lekten over zijn wangen.
Tenslotte stond hij op, en zag verbaasd dat hij niet langer alleen was...
Rond zich zag hij veertien mannen staan, in boerenkleren, in kleren van een bedelaar, en eentje in kleren die eruit zagen alsof ze ooit behoorden aan een ridder... Allen hadden ze een stok, of een riek of een zeis in de hand, en de oude ridder had warempel een oud zwaard...
Ze beloofden hem trouw, en de ridder weende dat hij vroeger laf was geweest, maar dat hij nooit of te nooit nog laf zou zijn !
Jan bekeek glimlachend zijn "leger"...
morgen het vervolg...
Maar steeds bleef het lot van zijn arme vrouw en kinderen aan hem knagen. De ekster stelde hem voor, dat hij eens zou gaan kijken en luisteren wat er precies allemaal was gebeurd in de tijd dat Jan in de vergeetput zat en de tijd dat hij hier bij Anna verbleef. De ekster vloog weg en het duurde wel zeven dagen en zeven uren voor hij weer terug was, zijn staart was gerafeld, maar voor de rest zag hij er goed uit. Jan vroeg hem meteen of hij nieuws had ? De ekster knikte, maar wilde eerst wat eten en drinken. Nadat hij had gegeten en gedronken vertelde de ekster:
Jan, ik breng helaas slecht nieuws... Je vrouw, je kinderen, en de ridders die je trouw bleven, zijn allen gedood en in het woud begraven onder de grote steen bij de grote eik... De boze Claude zuigt het land uit en is wreed tegenover al zijn onderdanen. Velen vluchten het land uit, maar als Claude ze achterhaalt, dan hangt hij hen aan de kantelen van het kasteel op, tot de koord rot is, of de beenderen zo naar beneden vallen in de slotgracht. Hij woont weer in zijn eigen kasteel, en jouw kasteel staat te vervallen. Er is echter ook een beetje goed nieuws ! De snoodaard heeft een hele lieve vrouw en een doodbrave dochter en zoon, die doen wat ze kunnen om toch nog wat leed te verzachten bij de onderdanen. Zij geven - zeer tegen de zin van Claude- de armen aalmoezen en eten.
Jan wilde meteen naar zijn gebied terug, om zijn kasteel terug te nemen, maar net toen hij begon wapens te maken, werd de lieven kruidenvrouwe Anna ziek, en Jan stelde alles uit om zijn weldoenster te verzorgen.
Hij haalde alle kruiden die hij nuttig achtte bij elkaar, verzamelde wel zevenentwintig mineralen, en verzorgde Anna met heel zijn kennis en zijn kunnen... Maar niets leek te helpen. "Arme Jan" zuchtte Anna, "Je kunt niets meer voor me doen, tegen de ouderdom is geen kruid gewassen ! Maar ik smeek je om goed voor mijn dieren te zorgen, zij waren de enigen die me altijd hebben gesteund en die me eten en drinken hebben gebracht toen ik in nood was !" Jan beloofde dat, en kort nadien blies Anna haar laatste adem uit.
Jan groef een graf, en legde er vol eerbied Anna in. Hij vulde de put, en plantte er een lijsterbes op, een boom waarvan de vruchten eetbaar zijn en vol vitamine zitten. Rond het graf zaten wel duizend dieren, van alle slag en alle aard te wenen. De haas zat er naast de vos, en naast de wolf stonden wel tien patrijzen. De uil zat midden een hele bende muizen, en geen een dacht er aan een ander kwaad te doen, ze hadden te veel verdriet om zelfs ook maar op eten te denken.
Na de begrafenis ging Jan naar de hut, midden in het doornige struikgewas, en nam er wat hij ondertussen aan kleren en wapens had gemaakt, en keek nog eens vol weemoed om zich heen...
Jan vertrok naar zijn kasteel, of wat er van restte, en naast hem aan zijn rechterhand liep een grote beer, links van hem stapte een grote grijze wolf. Op zijn rechterschouder zat een uil, en op zijn linkerschouder de slimme ekster. In zijn buidel zat een wezel, met haar kopje naar buiten te loeren naar gevaar, en op zijn hoofd, naar achteren kijkend, of van daar geen gevaar kwam, zat een dapper winterkoninkje.
Nu was Jan weer fit en gezond, en in minder dan een dag bereikte hij zijn kasteel.
Hij had vol leedwezen zijn land bekeken en de armoe van zijn onderdanen... Sommigen hadden hem herkend, en waren vol schrik dat hij een spook was, was hij immers niet in de vergeetput geworpen?
En er was toch geen levend mens die met wolf en beer en uil en eksters optrok ?
Zijn kasteel stond daar voor hem. De poorten waren wel dicht, maar hingen schots en scheef aan de hengsels. De muren waren begroeid met gras, en op de daken groeiden er warempel boompjes, en hier en daar waren er grote gaten in te zien.
Jan duwde met één zwaai van zijn machtige armen de poorten open en stapte binnen.
Zijn stappen klonken hol in de lege binnenkoer.
Jan duwde de deur open en trok naar de wapenzaal.
Daar hingen nog zijn zwaard, zijn knots zijn schild en zijn harnas... Allemaal rood van het roest. Jan zuchtte en bekeek het metaal van dichtbij. Eigenlijk was er niet zoveel schade aan, de roest was maar oppervlakkig ! De wapenzaal was nog steeds in behoorlijke staat, en hier was nog geen regen doorgesijpeld.
Jan zette zich op de grond neer, en begon zijn zwaard te kuisen en er weer snede op aan te brengen. Daar bracht hij een volle dag mee door.
De tweede dag poetste hij zijn knots en zette er een nieuwe steel aan.
De derde dag begon hij met het oppoetsen van zijn schild, en met het opnieuw schilderen van zijn wapenschild en devies. Daar werkte hij drie dagen aan.
De zesde dag begon Jan aan zijn harnas. Hij schuurde ieder onderdeeltje tot het blonk als nieuw, en hij smeerde olie aan ieder gewricht van het harnas, zodat het weer soepel was en niet alleen veiligheid bood, maar ook ontzag inboezemde.
Daar ging een volle week aan voorbij.
Jan trok dan zijn harnas aan, nam zijn zwaard en zijn schild ter hand, en hing de knots aan zijn zij... En samen met beer en wolf, uil en ekster, wezel en winterkoninkje, stapte hij naar het grote woud, naar de grote steen, waar zijn vrouw, zijn kinderen en zijn trouwe ridders waren begraven...
Daar bad Jan een lange tijd, en tranen lekten over zijn wangen.
Tenslotte stond hij op, en zag verbaasd dat hij niet langer alleen was...
Rond zich zag hij veertien mannen staan, in boerenkleren, in kleren van een bedelaar, en eentje in kleren die eruit zagen alsof ze ooit behoorden aan een ridder... Allen hadden ze een stok, of een riek of een zeis in de hand, en de oude ridder had warempel een oud zwaard...
Ze beloofden hem trouw, en de ridder weende dat hij vroeger laf was geweest, maar dat hij nooit of te nooit nog laf zou zijn !
Jan bekeek glimlachend zijn "leger"...
morgen het vervolg...
donderdag, februari 13, 2014
Graaf Jan II
Español: Lobo en el zoo de Kolmården (Suecia). (Photo credit: Wikipedia) |
Graaf Jan had net dit doornige struikgewas uitgekozen om zicht te verschuilen en er de dag door te slapen... In zijn slaap kreunde hij van de pijn aan zijn voeten en aan de spieren van zijn benen...
Het kruidenvrouwtje hoorde dit gekreun, en vergezeld van enkele van haar vrienden: een beer, een wolf en een uil, ging ze heel stilletjes en voorzichtig op zoek naar de oorsprong van het gekreun.
Al vlug zag de uil, die geruisloos vloog, de man zien liggen, en hij kwam Anna verwittigen van zijn vondst. De beer en de wolf waren van mening dat ze de man maar meteen moesten doden, want mensen waren het die hun dierbare Anna wilden doden ! Maar Anna wilde eerst zelf eens de man bekijken, en heel stilletjes kropen ze door het struweel tot bij de slapende man. Anna bekeek met deernis de bloedende voeten van de slapende man, ze verwonderde zich over de witte huid en over de dunne ongespierde benen. Ondanks het gestrubbel van Wolf en Beer, beval ze hen de man naar haar hut te dragen, maar zo, dat hij niet wakker werd...
Terwijl de man in de hut verder sliep, bereidde Anna van wel honderd kruiden en wel 12 mineralen een papje, dat ze aan de voeten van de man smeerde. De wolf en de beer waren niet gerust in de vreemdeling, en besloten de wacht bij hem te houden, om, zodra hij wakker werd, hem te dwingen stil en onbeweeglijk te blijven !
Anna glimlachte, en ging slapen...
Maar daar de man heel de dag had geslapen, werd hij bij het vallen van de nacht wakker, net toen Anna ingeslapen was. De beer drukte de man neer op de grond, en de wolf gromde hem toe stil te blijven en verder te slapen. Maar slaap maar eens met een wolf en een beer naast je ! Jan probeerde in de donkere hut om zich heen te kijken, om te zien of er toch nergens een mogelijkheid was om te ontsnappen. Op dat moment kwam een kreupele rat de hut binnen. Hij piepte de wolf toe dat hij hulp nodig had van Anna, want zijn poot was op zijn minst op 12 plaatsen gebroken. De wolf grinnikte, ratten overdreven altijd schromelijk, het zou wel een verstuikte teen zijn of zoiets, dus beval hij de rat stil te zijn tot Anna de volgende morgen wakker zou worden. De man bekeek heel het gebeuren vol verbazing, en hij probeerde de rat te lokken, zoals hij geleerd had met zijn tamme ratten, en zie, ook de wilde rat kwam naderbij, toch een beetje angstig bleef hij net op afstand dat hij zou kunnen wegspringen als de man bewoog. Maar de man bewoog niet, en bleef de rat toespreken met de geluidjes die hij had geleerd van zij tamme ratten.
De beer bekeek heel dat gedoe vol verbazing ! Bij zijn weten was Anna de enige mens die kon praten met dieren, en nu praatte de man tegen de rat ! "Het mag zijn wat het mag zijn" zei de beer, en hij maakte Anna wakker, en vertelde haar in diep berengebrom wat er aan de hand was. Anna bekeek de man en bekeek de rat, en stond op, stak met de tondel een kaars aan, zodat de man ook haar beter zag. Zo dacht ze toch... Ze kon immers niet weten dat de man meer dan twee jaar in het duister leefde, en dat het licht hem eerder hinderde dan hem hielp...
Maar in ieder geval, ze kwamen tot een gesprek, en Jan vertelde aan Anna wat hem overkomen was... En vernam daar - tot zijn verbijstering- dat hij meer dan twee jaar van zijn leven had verloren in de vergeetput !
Anna begreep nu waarom de man zo'n witte huid had, en waarom hij amper licht verdroeg... Ze bekeek eerst de rat, streek wat zalf aan de verstuikte teen, en keerde zich dan weer naar Graaf Jan. "Jan" zei ze, "We gaan eerst deze nacht slapen, ik zal je een kruidendrankje geven, zodat je ook weer kunt slapen, en morgen gaan we eens zien wat we kunnen doen aan je ogen, je benen en we gaan je voeten verder verzorgen." Ze gaf Graaf Jan een mengsel van wel 27 kruiden, en meteen viel hij als een blok in slaap.
's Morgens werden ze wakker door het gefluit van de vogels in het bos. Anna hield zorgvuldig alle gordijnen dicht, zodat er in de hut alleen een schemerig licht was. Ze smeerde eerst weer de voeten in met het papje voor de voeten, en bereidde dan een zal voor zijn verstramde beenspieren, met veel menthol en anijs, want die geur vervulde heel de hut. De Beer en de wolf vluchtten er voor naar buiten, de een met een lopende wolvenneus en de ander met de nies in zijn berensnuit.
En dan bekeek Anna de ogen van Jan. Na een tijdje zei ze dat er niets was aan zijn ogen, dat hij alleen het licht niet meer gewoon was, en best heel langzaam aan licht kon wennen. Ze maakte wel een kruidenaftreksel waar hij zijn ogen mee kon deppen zodat het prikken van zijn ogen minder werd. Ze stak een kaars aan, in de verste hoek van de hut, en beval Jan niet naar de kaars te kijken, maar naar de andere kant van de hut. 's Anderendaags stak ze twee kaarsen aan, en de dag daarna drie ! Op die manier wenden de ogen van Jan weer aan het licht. Ze dwong hem ook zijn beenspieren te oefenen, en verzorgde zijn voeten. Ondertussen naaide ze, uit fijn hertenleder een nieuwe broek, een nieuw hemd voor Jan, en uit konijnenhuid maakte ze voor hem de zachtste schoenen.
In de maanden dat Jan wendde aan het licht, zijn voeten en benen verterkte, zag hij een ware processie van dieren naar de hut van Anna komen. Allemaal dieren die verzorging behoefden, en tot zijn verbijstering zag hij dat Anna de dieren begreep en de dieren haar begrepen. Anna leerde hem dan ook maar de taal der dieren. Jan had er aanleg voor, want hij had, zonder dat te beseffen al enkele begrippen geleerd van de omgang met zijn tamme ratten indertijd...
En toen kwam de dag dat Jan weer buiten kon. Hij was weer sterk en gezond, alleen zijn huid was nog veel te wit... Maar daar zou de zon wel voor zorgen !
Nu en dan waagde Jan zich, in gezelschap van de wolf, buiten het struikgewas. De wolf zorgde er voor dat ze uit de omgeving van de mensen bleven, en de ekster kwam hen melden als er mensen in het bos waren.
Zo werd Jan weer de oude, een sterke man in de fleur van zijn leven.
Hij hielp Anna waar hij kon, verzamelde met haar kruiden en mineralen. Leerde de leer der medicijnen en wist hoe hij gebroken beenderen moest spalken, leerde hoe hij wonden kon zuiver maken en dichtnaaien, iets wat in die tijd helemaal onbekend was. Geen wonder dat Anna voor heks werd versleten dacht Jan, ze doet dingen die niemand anders kent !
Jan voelde zich daar goed... Alleen nu en dan dacht hij op zijn vrouw en kinderen... En dat ze wellicht gedood waren door die boef, en dan weende Jan stilletjes, en zwoer dat hij zich zou wreken...
morgen het vervolg...
woensdag, februari 12, 2014
Het verhaal van Graaf Jan
English: Strečno castle (Photo credit: Wikipedia) |
Als we nu spreken van een land, dan spreken we van één gebied, één geheel. Vroeger was dit niet zo. Je had een land, met een koning of keizer, die heerste over een veelal klein gebied. Rondom zijn gebied lagen vele andere kleine graafschappen, baronie's en hertogdommen, die elk op zich een zekere afhankelijkheid hadden ten opzichte van de koning. De graaf of baron of hertog was baas in eigen gebied, maar had verplichtingen tegenover zijn koning.
Men noemde dit feodaal.
Soms waren daar, aan de uiteinden van het rijk gebieden, die een beetje betwist gebied waren. De graven of baronnen of hertogen van die gebieden hadden gewoonlijk verplichtingen tegenover twee koningen... Dat lijkt moeilijk, maar in de praktijk was het ook wel eens een voordeel. Slimme graven of baronnen of hertogen leunden nu eens bij de ene koning, dan weer bij de andere aan, en wisten hun aanhankelijkheid telkens weer te verkopen en daar zelf beter van te worden.
Het was in zo'n situatie dat ook Graaf Jan verkeerde... Hij was een klein graafje over een klein graafschapje, maar wist zich best te redden door handig nu eens hier,dan weer eens daar bij aan te leunen.
Het zou de hemel op aarde kunnen geweest zijn, had hij geen slechte en sterke buur gehad...
Hertog Claude de Mattezie was hertog over een gebied dat wel vier keer zo groot was als dat van graaf jan, maar nog had hij niet genoeg... Graaf Jan had vernomen dat het gebied van zijn buur baron Hendrik plots in handen was gekomen van Hertog Claude, en wel zonder dat er sprake was geweest van oorlog of bezetting. Naar het scheen was de boze hertog gewoon op bezoek gegaan bij zijn buur, baron Hendrik, en plots bleken daar niet alleen de de baron maar ook al heel zijn gezin en al zijn ridders verdwenen ... De boze Claude had zich dan maar "ontfermd over het gebied" zoals dat heette...
En nu had Jan een boodschap gekregen dat Hertog Claude ook bij hem op bezoek zou komen.
Je kon zo'n bezoek niet weigeren, zonder beledigend te zijn, en in die tijd was een dergelijke belediging reden genoeg om een oorlog te ontketenen... En Jan wist dat hij met zijn kleine graafschap helemaal niets kon inbrengen tegen de hertog... Dus aanvaardde hij het bezoek van de hertog, ook al was dat met een klein hartje... Want hij was er van overtuigd, dat de verdwijning van baron Hendrik en al de zijnen, het werk was van de boze Hertog Claude...
Jan besloot de hertog te ontvangen met aal mogelijke eer, op een groot banket, met eerbetoon zoals je eigenlijk alleen aan een koning moest betonen... Wie weet dat hij op die manier kon voorkomen dat ook hij en al de zijnen "verdwenen"...
En toen de Hertog er was, richtte Jan een feest aan, zoals er nog nooit eerder een feest was geweest in zijn graafschap. Ze kregen everzwijnen, pauwen en reebok opgediend, de lekkerste wijnen, en bijna voortdurend waren er attracties gebracht door tientallen goochelaars, troubadours en minnezangers...
Het feest duurde tot in de kleine uurtjes, en Jan zag dat er steeds meer en meer van de aanwezigen in slaap vielen aan tafel... tot hij zelf ook de ogen niet meer kon openhouden, en insliep...
Jan werd wakker in zijn eigen vergeetput...
En wellicht was ook zijn vrouw en kinderen hetzelfde lot beschoren...
Hoog boven hem verscheen het licht van een fakkel, en Jan zag de boze hertog Claude, die hem grinnikend aankeek... " Hoe gaat het, beste Jantje?" grimde hij. Jan zei niets. Wat kon hij ook zeggen ?
" Ik heb je kasteel eens goed bekeken, leuk verblijfje... En ik heb ook gezien dat je er wel een héél gekke hobby op na houdt ! Ik zag nog nooit eerder een graaf die een kooi met ratten in zijn bezit had !" Hij lachte... "Kijk, omdat ik geen onmens ben, laat ik de kooi met ratten bij je werpen... Zo kun je kiezen, of je ratten opeten om nog wat langer in leven te blijven, of opgegeten worden door je eigen ratten !" Hij bulderde van het lachen, en liet de kooi vallen in de vergeetput. Jan kon nog net de kooi opvangen.
Nu heb je wel meer mensen die er een tamme rat op na houden, maar in die tijd was er wellicht niemand buiten Jan die zo'n beestjes hield als huisdier... En Jan opende de kooi, en de ratten kwamen bij hem om gestreeld te worden... Jan wist dat binnen een paar dagen hij zou verrekken van de honger, en zijn ratten ook... Maar hij was niet van zin zijn ratten te doden...
En het was maar goed dat hij dat niet deed, want, waar hij geen uitweg vond, vonden zijn ratten er wel eentje... Een piepklein holletje tussen de voegen van de grote zware stenen was voor hen voldoende om uit de vergeetput te geraken...
Maar ook een rat heeft een zekere vorm van trouw en vriendschap, en weldra kwamen ze terug de diepe krocht binnen en niet zo maar, nee, ze brachten eten mee voor Jan ! Met het water dat langs de muren sijpelde en het eten dat de ratten brachten, bleef Jan in leven, en met stukken van de rattenkooi krabde hij geduldig het cement van tussen de voegen van zijn krocht...
Jan wist niet hoelang hij daar al zat, want in het eeuwige duister weet je van dag noch nacht, maar na iets meer dan twee volle jaren was Jan eindelijk door de muur heen geraakt... In minder dan een maand slaagde hij er in een tunnel te graven tot hij de oppervlakte bereikte. Heel voorzichtig maakte hij een gaatje vrij en zag dat het een donkere nacht was, en hij kroop uit zijn hol...
Zijn kleren waren vodden geworden, en zijn huid en haren waren sneeuwwit geworden na die jaren van duisternis en ellende... maar hij vergat niet afscheid te nemen van zijn trouwe ratten.
Heel stilletjes, op zijn blote voeten, want zijn schoenen waren al lang stuk gegaan door het vocht en het geschuifel van zijn benen in de duistere krocht... Na amper een paar uur moest Jan stoppen... Hij kon niet meer. Zijn blote voeten waren helemaal stuk gelopen, en bij iedere stap liet hij een bloedspoor na. Bovendien waren de spieren van zijn benen zo goed als verdwenen door gebrek aan beweging, en hij verging van de spierpijn en de krampen... Hij kroop in een stukje bos met struikgewas, en legde zich zo goed en zo kwaad als het ging te slapen...
Toen hij wakker werd was het nog licht, en hij merkte dat hij het licht niet verdroeg. Het deed pijn. Na al die jaren van duisternis verdroeg hij het licht niet meer. En hij sloot vlug zijn ogen en hield zijn handen voor zijn gezicht... Pas toen het begon te schemeren durfde hij het weer aan om rond zich te kijken... En pas toen het weer donker was ging hij weer verder...
Dit keer wist Jan al een vier uur te stappen vooraleer hij het moest opgeven. Hij had honger en dorst. Hij vond een veld waar rapen stonden, en trok enkele rapen uit, en effende de grond zo goed mogelijk, zodat het er niet naar uitzag alsof er rapen waren gestolen... Iets verder kroop hij weer een bos binnen. Hij moest nog een heel eind voor hij een stuk bos vond, waar er dicht struikgewas stond. Hij kroop zo die mogelijk de struiken in, en legde zich zo goed als het ging weer te slapen, na twee rapen gegeten te hebben...
Bijna onmiddellijk sliep hij in, doodmoe... Hij was er zich niet van bewust dat hij in zijn slaap kreunde van de pijn in zijn arme voeten en benen... En dus was hij er zich ook niet van bewust dat men hem kon horen...
morgen het vervolg...
dinsdag, februari 11, 2014
De zon
Vanmorgen schijnt de zon...
De wereld ziet er meteen een heel stuk vriendelijker uit. Kleuren zijn dieper en hebben allemaal iets van het goud van de zon gekregen.
Eén nadeel is er wel aan: hoe sterker het licht, hoe donkerder de schaduwen zijn.
Bij een bewolkte hemel, als het maar niet klaar lijkt te worden, zie je amper schaduwen.
Maar misschien zijn die donker schaduwen net wel nodig om de kleuren nog echter te laten lijken.
Misschien is dat ook wel zo bij mensen...
Iedereen kent wel een of enkele van die kleurloze individuen, die nooit en nergens lijken op te vallen, die geen echte gaven hebben, maar ook geen echte fouten... Mensen die je amper ziet in een zaal vol mensen.
Je vraagt je zelfs soms af: "Hoe doen ze het toch, om onzichtbaar te blijven?", want soms is dat iets om jaloers op te zijn, maar meestal vraag je je niets af, want je hebt ze niet echt opgemerkt.
Mensen echter die uitblinken, hetzij in gaven hetzij in kwaden, die vallen des te meer op.
Sommige doen er veel voor, om dat imago hoog te houden, anderen proberen angstvallig om net niet op te vallen, en nog anderen geven er niet om, en spreiden hun licht en schaduw kwistig uit.
Je kent ze wel, diegenen die alle aandacht op zich trekken, en die aandacht daar ten alle prijze willen houden. Ze vertellen moppen, ze doen gewichtig, ze vertellen schijnbaar wijze dingen, ze lopen steeds over van begrip...
Die mensen lopen het gevaar in hun eigen diepe schaduw te vallen... Ze gaan vervelen, en hoe druk ze ook doen, ze weten geen echte binding te maken met anderen.
Als ik tussen de mensen loop, bij voorbeeld op een rommelmarkt, dan heb ik soms lust om de mensen allemaal in een kleurtje te steken, maar dan zie ik dat de meesten in het grijs zouden moeten gezet worden, en dan lijkt het me beter ze maar te laten zoals ze zijn.
Dat de meeste mensen kleurloos lijken in een massa mensen, komt door dat ze zich veelal kunstmatig pogen weg te cijferen. Het is immers onbeleefd om zich op te dringen, het staat niet om op te vallen, het is niet getuigend van respect om feller te schijnen dan de echte zon, het is kortom onbeleefd, het staat niet... Je moet stil zijn, niet opvallen, je waardig maar ongezien te bewegen...
Herken je ze ? Herken je misschien jezelf in deze beschrijving? Dikke kans dat het zo is, want we worden zo opgevoed, we worden geleerd zo te leven, onopvallend, stilletjes...Grijs.
Als ik naar buiten kijk, dan zie ik in de zon alle kleuren oplichten, en meteen is de wereld véél en véél mooier... Als ik wandel door de zonovergoten velden, dan is zelfs dat kleine vergeet me nietje plots een juweeltje. Nochtans, zonder zon valt het blauw amper op in het groen, de kleuren zijn zo verwant dat ze in elkaar lijken te smelten.
Moeten we daar geen les uit trekken? Moeten we niet leren meer en meer onszelf te zijn ? Zonder anderen in de schaduw te stellen, maar toch, gewoon, onszelf zijn? Zo, dat we, net als dat kleine vergeet me nietje niet meer versmelten in de ons omringende mensen, maar ons stralende zelf tonen.
Klinkt het een beetje moeilijk? Het is het niet...
Kijk eens hoe een mens die het aan durft te glimlachen (laat staan te lachen) opvalt !
Kijk eens hoe de mens die in de wachtzaal van de dokter durft te spreken opvalt !
Kijk eens hoe je het gezicht van je medemens kunt doen oplichten door een simpele glimlach, door een vriendelijk woord, door een zoekende automobilist te zeggen dat jij gaat wegrijden, en dat hij in je plaats kan parkeren...
Allemaal gratuite dingen...
en toch brengen ze zon, brengen ze kleur in het bestaan.
Breng kleur: glimlach !
tot de volgende ?
De wereld ziet er meteen een heel stuk vriendelijker uit. Kleuren zijn dieper en hebben allemaal iets van het goud van de zon gekregen.
Eén nadeel is er wel aan: hoe sterker het licht, hoe donkerder de schaduwen zijn.
Bij een bewolkte hemel, als het maar niet klaar lijkt te worden, zie je amper schaduwen.
Maar misschien zijn die donker schaduwen net wel nodig om de kleuren nog echter te laten lijken.
Misschien is dat ook wel zo bij mensen...
Iedereen kent wel een of enkele van die kleurloze individuen, die nooit en nergens lijken op te vallen, die geen echte gaven hebben, maar ook geen echte fouten... Mensen die je amper ziet in een zaal vol mensen.
Je vraagt je zelfs soms af: "Hoe doen ze het toch, om onzichtbaar te blijven?", want soms is dat iets om jaloers op te zijn, maar meestal vraag je je niets af, want je hebt ze niet echt opgemerkt.
Mensen echter die uitblinken, hetzij in gaven hetzij in kwaden, die vallen des te meer op.
Sommige doen er veel voor, om dat imago hoog te houden, anderen proberen angstvallig om net niet op te vallen, en nog anderen geven er niet om, en spreiden hun licht en schaduw kwistig uit.
Je kent ze wel, diegenen die alle aandacht op zich trekken, en die aandacht daar ten alle prijze willen houden. Ze vertellen moppen, ze doen gewichtig, ze vertellen schijnbaar wijze dingen, ze lopen steeds over van begrip...
Die mensen lopen het gevaar in hun eigen diepe schaduw te vallen... Ze gaan vervelen, en hoe druk ze ook doen, ze weten geen echte binding te maken met anderen.
Als ik tussen de mensen loop, bij voorbeeld op een rommelmarkt, dan heb ik soms lust om de mensen allemaal in een kleurtje te steken, maar dan zie ik dat de meesten in het grijs zouden moeten gezet worden, en dan lijkt het me beter ze maar te laten zoals ze zijn.
Dat de meeste mensen kleurloos lijken in een massa mensen, komt door dat ze zich veelal kunstmatig pogen weg te cijferen. Het is immers onbeleefd om zich op te dringen, het staat niet om op te vallen, het is niet getuigend van respect om feller te schijnen dan de echte zon, het is kortom onbeleefd, het staat niet... Je moet stil zijn, niet opvallen, je waardig maar ongezien te bewegen...
Herken je ze ? Herken je misschien jezelf in deze beschrijving? Dikke kans dat het zo is, want we worden zo opgevoed, we worden geleerd zo te leven, onopvallend, stilletjes...Grijs.
Als ik naar buiten kijk, dan zie ik in de zon alle kleuren oplichten, en meteen is de wereld véél en véél mooier... Als ik wandel door de zonovergoten velden, dan is zelfs dat kleine vergeet me nietje plots een juweeltje. Nochtans, zonder zon valt het blauw amper op in het groen, de kleuren zijn zo verwant dat ze in elkaar lijken te smelten.
Moeten we daar geen les uit trekken? Moeten we niet leren meer en meer onszelf te zijn ? Zonder anderen in de schaduw te stellen, maar toch, gewoon, onszelf zijn? Zo, dat we, net als dat kleine vergeet me nietje niet meer versmelten in de ons omringende mensen, maar ons stralende zelf tonen.
Klinkt het een beetje moeilijk? Het is het niet...
Kijk eens hoe een mens die het aan durft te glimlachen (laat staan te lachen) opvalt !
Kijk eens hoe de mens die in de wachtzaal van de dokter durft te spreken opvalt !
Kijk eens hoe je het gezicht van je medemens kunt doen oplichten door een simpele glimlach, door een vriendelijk woord, door een zoekende automobilist te zeggen dat jij gaat wegrijden, en dat hij in je plaats kan parkeren...
Allemaal gratuite dingen...
en toch brengen ze zon, brengen ze kleur in het bestaan.
Breng kleur: glimlach !
tot de volgende ?
Abonneren op:
Posts (Atom)