"Mannen" zei graaf Jan, "we moeten een einde maken aan het schandalige gedrag van Claude de Mattezie !" Ze knikten allemaal, en verzekerden Jan dat zowat heel de bevolking van gans het gebied onder het beheer van Claude de Mattezie hem zou volgen, want iedereen was de Hertog meer dan moe, iedereen was arm gemaakt en iedereen leed honger. Alleen wou niemand dat men de echtgenote en de kinderen van de hertog kwaad zou doen, want dat waren de enigen die het nog iet of wat leefbaar maakten.
"Goed" zei Jan, "dan trekken we op tegen de hertog !"
"Maar heer," riepen ze allemaal, "we zijn maar met een tiental, en de hertog leeft in een groot versterkt kasteel, met honderden soldeniers !"
Jan glimlachte slechts, en zei: "We gaan"...
Het was slechts aarzelend dat ze hem volgden, en terwijl ze een tiental meter achter hem liepen, fezelden ze tegen elkaar, vol onrust en vol onzekerheid.
"Heren" zei Jan, "heb geen schrik, we zijn veel sterker dan je denkt!"
Toen ze al een hele wijle aan het stappen waren, keek een van de mannen eens om, en tot zijn grote schrik zag hij ginder achter hem een massa beren sjokken, honderden en honderden beren ! En toen hij wat meer links keek, dan liepen daar duizenden en duizenden wolven, veel meer dan er ooit in het land konden verblijven ! Hij had gelijk, de wolven en de beren kwamen niet alleen uit het eigen gebied, maar van heinde en ver ! In de lucht vlogen massa's kraaien, eksters en uilen, de lucht zag er zwart van ! ...
De man trok aan de mouw van de man naast me "Zie jij wat ik zie?" Die man keek ook om, en zag ook de massa dieren die hen volgde... Nu begrepen ze Jan, toen hij hen zegde dat ze sterker waren dan ze dachten...
De derde dag kwamen ze aan het kasteel van Hertog Claude de Mattezie...
Toen ze daar het massale dierenleger zagen aan komen, trokken ze vlug de ophaalbrug op, en luidden de klokken om de soldeniers te wapen te roepen !
Overal zag je de soldaten hun plaatsen innemen achter de kantelen en achter de schietgaten. En op een bevel vlogen honderden pijlen in de richting van de dieren. Maar de eksters en de kraaien doken naar beneden en grepen de pijlen in de vlucht, en geen enkele pijl bereikte het leger van Jan.
Dan schoten de soldaten met brandende pijlen, want dieren zijn bang van vuur... Maar weer doken de vogels naar beneden en grepen de pijlen, nu wel een beetje meer naar achter, maar weer kwam geen pijl er door !
Dan schoten de soldeniers met blijden grote stenen over de muur heen, naar het leger van Jan, maar de beren vingen de stenen op, rolden zich rond de steen op in een bol, en rolden zonder schade aan te richten tot ze weer stil konden houden.
Er werd niet meer geschoten, er werden geen stenen meer geworpen.
Jan haalde zijn wezel uit zijn tas, en beval hem naar het kasteel te trekken, en contact te maken met de ratten en de muizen, zodat ze zouden weten hoe het zat met de voorraden op het kasteel. 's Morgens heel in de vroegte kwam de wezel terug met een rat bij zich. Daar hoorden ze dat het kasteel wel een beleg van een jaar kon doorstaan! Jan vroeg de ratten hoelang ze nodig zouden hebben om, samen met de muizen, de voorraad eten naar buiten te brengen. De rat dacht ze dat wel in drie dagen zouden kunnen klaren, ze waren met heel velen, en veel pootjes maken licht werk.
Kort nadien zag men een onophoudelijke stroom ratten met voedsel verschijnen. Na drie dagen stopte de processie, maar dan lag er een ware berg voedsel in het kamp van Jan, en men hoorde geweeklaag van uit het kasteel komen.
Jan vroeg aan eksters en kraaien, of ze eens wilden zoeken of er geen geheime gang was, waardoor Claude zou kunnen ontsnappen. De eksters vroegen de hulp van de konijnen, die vertrouwd waren met de ondergrond, en deze vroegen op hun beurt de medewerking van de mollen. Na een uur kwam een haas aangelopen, tot bij Graaf Jan en hij verwittigde dat ze niet alleen de geheime gang hadden gevonden, maar dat ze er ook lawaai hoorden, dus was Claude wellicht al bezig met de voorbereiding om te ontsnappen. De wolven liepen met de haas mee om de uitgang te bewaken, en Jan volgde met een honderdtal beren.
Toen Jan ter plaatse kwam, beval hij iedereen om uit het zicht te gaan, zodat Claude zou denken dat hij veilig was, en werkelijk de gang kon verlaten. Het zou immers veel makkelijker zijn hem te vangen als hij in het open veld was, dan in de smalle doorgang !
Een paar uur later zagen de eksters vanuit hun uitkijkplaats in de hoge populieren, dat de deur van de geheime gang heel voorzichtig open ging... Een soldenier stak zijn hoofd buiten, zag niets, kwam helemaal buiten en gaf teken dat alles veilig was. Een honderdtal soldeniers en Hertog Claude stapten naar buiten, bewapend van kop tot teen en beladen met elk een volle zak goud.
Jan liet hen de gang helemaal verlaten... Pas toen ze een honderdtal meter buiten waren, gaf Jan teken, en van overal, uit alle richtingen kwamen beren en wolven, en ze vormden een grote cirkel rond de bange soldeniers en de woedende hertog.
Er moest niet gevochten worden ! De soldeniers gooiden hun wapens weg, en stapten aarzelend in de richting van de dieren, hun handen hoog in de lucht, om duidelijk te maken dat ze geen kwaad in de zin hadden. Sommigen poogden de zak goud bij te houden, maar het gebrom van een beer, of het gegrom van een wolf was voldoende opdat zij het goud lieten vallen.
Tenslotte stond de hertog daar alleen, met zijn vrouw en zijn kinderen.
"Vrouwe" zei Jan, Vrouwe, kom met de kinderen maar tot hier, we willen je geen kwaad doen, jij deed ook geen kwaad aan ons en aan de mensen in het hertogdom en mijn graafschap. De vrouw aarzelde even, maar kwam dan naar Jan toegestapt. De boze hertog krijste van onmacht !
Al heel vlug trok de mare door het gehele gebied, en van overal stroomden de mensen toe om te vieren. Ze juichten Jan toe, en gaven de beren en de wolven te eten, zodat ze veilig en wel terug zouden trekken naar het gebied waar ze thuishoorden. Want zo heel erg veel vertrouwen hadden de mensen niet in al die dieren.
Jan riep een rechtbank bijeen, om hertog Claude de Mattezie te doen veroordelen.
De mensen waren heel verbaasd, en sommigen begrepen het helemaal niet, toen Jan optrad als advocaat voor de hertog...
"Heren", zei Jan tot de rechters, "Heren, er zijn al genoeg doden gevallen, er zijn al genoeg misdaden begaan, er hebben al genoeg mensen geleden ! Daarom vraag ik dat men de hertog laat leven, en dat men de hertog veroordele tot het doen van nuttig werk."
En zo geschiedde. De hertog werd veroordeeld om dienaar te zijn van iedereen. Overal waar er nood was, moest de hertog gaan helpen. In het begin met twee wachters aan zijn zij, maar later slechts met één. Want na een tijdje voelde de hertog zich zelf beter bij dit gedrag, dan toen hij de mensen koeioneerde !
En Jan ? Jan installeerde de zoon van de hertog onder de voogdij van zijn moeder als nieuwe hertog. In het gebied van Baron Hendrik installeerde hij een neef van Hendrik, en zelf beheerde hij weer zijn eigen gebied... Na een jaar trouwde hij met de lieve dochter van de hertog, en ze kregen een massa lieve kinderen...
Het gebied van ellende was nu een gebied van welvaart en blijdschap geworden.
Er was slechts een bizar ding aan heel de situatie...
Aan het kasteel van Jan zag je voortdurend een komen en gaan van duizenden dieren... die hulp zochten bij Jan. En tussen die dieren ? Daar liepen steeds meer mensen tussen, want Jan was een voortreffelijk heelmeester !
En daarmee is het verhaal uit...
tot de volgende ?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten