Ik moet om te beginnen vermelden dat dit een vertelling is, en een vertelling, dat is geen literatuur. Dus ga ik het vervolg van dit verhaal ook schrijven in een verteltrant en in een verteltaal. Vertellen doe je niet in het ABN, je doet dat in een sappige begrijpbare spreektaal. Vandaar ook de titel, niet de drie biggetjes, maar de drie viggens, één viggen, twee viggens... Geen mens hier spreekt ooit over biggen.
Het is al meer dan 200 jaar geleden, in 't hof van de Colpaerts, de "Drie torentjes"... Toen lag het hof nog tegen het bos aan. Allee, je kent wel het veldkapelletje, daar à peu près begon het bos. De Colpaerts woonden toen al eeuwen daar in dat boerenhof, kijk of dat ze er nu nog wonen, en een groot stuk van het bos was mettertijd ook eigendom van de Colpaerts geworden... Eigenlijk deden ze niet veel met dat bos, het was een bron van brandhout en nutshout voor de boerderij. Hadden ze een nieuwe steel nodig voor hunne reek, dan gingen ze het bos in, en kapten er ene... In die tijd waren de Colpaerts nog een beetje bekeken als halve wilden. Op hun hof liepen grote gevaarlijke honden rond. Dat ze gevaarlijk waren was geen wonder, want ze droegen meer dan de helft wolvenbloed ! Ook de zwijnen van Colpaert waren halfwild ! Meer dan eens werden de zeugen gedekt door een passerend everzwijn... En kwatongen beweerden dat Colpaert zelve ook iets wilds had, iets van de zigeuners die nu en dan in het bos hun kampement opsloegen... Maar dat is klaps van oude wijven !
Op een keer liepen er drie viggens, van die halfwilde, weg, naar het bos... En daarmee begint de vertelling, niet dat sprookje van die gebroeders Grimm, maar de echte feiten, maar ik ben bijkans zeker van dat die Grimms die historie hier gepikt hebben, en wat hebben gefatsoeneerd...
Die drie viggens waren dus weg, en Colpaert zat daar niet veel mee in ! Hij zou ze in 't najaar wel were vangen, als het werk op de boerderij wat stil lag. De drie viggens waren niet echt ver gelopen... Waar de Colpaerts hout gingen kappen, was in de loop der jaren een open plek ontstaan, waar mals gras was, en in een eindsgat van een omgewaaide boom was more en water te vinden... Wat moet een varken meer hebben. Bovendien stonden er ook nog hier en daar wat koterijen, die daar wellicht gezet waren door de zigeuners binst hun verblijf aldaar, en de viggens kozen elk zo'n kot om in te slapen en om op 't heetste van de dag in de lauwerte te liggen.. Dat ze niet tegare in één kot gekropen waren, dat lag aan het feit dat het drie jonge beren waren, hadden het jonge zeugen geweest, ze waren wellicht in één kot gekropen, bij elkaar, maar beren, dat vecht altijd... (En in die tijd werden de tanden van de varkens nog niet getrokken, dus hadden ze na een tijdje al serieuze slagtanden staan.)
Op de eerste schone droge winterdag riep Colpaert een van zijn wolfshonden bij hem, en zei tegen hem dat ze die viggens in het bos gingen zoeken. Diene wolfshond stoof weg, rechte het bos in, zonder blaffen, heel snel, maar stil, dievelings bijkants !
En lange voor dat den boer er was, had hij dat eerste viggen al te pieren ! 't lag in 't eerste kot, een soort kappe in riet 't hope gebonden, waar dat dien hond geen werk mee had, met poten en tanden scheurde hij dat kot in gruizelementen, dat viggen vluchtte raprap naar zijn broere, en kroop bij hem in dat tweede kot. Diene hond er achter ! Maar dat was een steviger kot, 't was met planken en balken aan mekaar getimmerd, en diene hond vond niet beter dan onder die planken deure te graven, tot dat hij binnen zat, maar tegen toens waren die twee viggens al were schampavie, en zaten ze te beven en te schudden van schrik in dat derde kot. Ze zaten nu alle drie bij mekaar in 't resterende kot !
Dat derde kot, dat was eigenlijk een heel fatsoenlijk ding, schone vergaard, en de muren in wissen vervlochten en met leem bestreken, zoals het toen de mode was. Alleen, d'er was aan da kot maar een halve deure, je weet wel, zo'n deure aan de onderste helft van 't deuregat, en voor diene hond was da 't werk van een ogenblik, om daar in ene wip over te zijn !
Hij heeft daar nogal kot gehouden, tegen dat de boer daar was, dreef da kot van 't bloed, en d'r lagen daar drie dode viggens. Diene wolfshond lag daar op zijn kant, ook halfdood, verschillende keren gestoken en gebeten door die varkens met hun scherpe en lange tanden.
De boer, koleirig, omdat hij nu niets meer had aan die viggens, klopte zijne hond in één slag met zijn spa ook dood !
Toch was 't niet al slecht aan die historie ! As de boer een keer rondkeek naar die open plekke in 't bos, die ook nog een keer omgewroet en deurwerkt was deur die drie viggens, zag 't ie meteen dat da eigenlijk een schone brokke land was, 't jaar nadien werd da veld mee ommegedaan en stond er koren op ! Dat beetje bomen tussen dat veld en 't hof werden ook uitgesmeten, en Colpaerts zijn hof was weer een heel stuk groter en een heel stuk meer waard...
Je ziet daaran, aan alles zijn er twee kanten ! 't Leek al verlies en 't draaide nog uit op winste !
De boeren en ook altijd chance ! Zelfs da derde kot is blijven staan en dient nu om wa gerei in te bewaren...
Je ziet, op de weireld gaat er niks serieus, 't water stroomt al naar de zee, en 't geld naar de boeren. We gaan wulder wel werken in 't zweet ons aanschijns lijk of dat dat in de bijbel staat ! De boeren zijn in 't aards paradijs gebleven, ze werken wel een beetje, maar ze moeten maar spugen en 't groeit van 't zelfs !
djudedju
tot de volgende ?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten