Als je de titel leest, wat denk je dan ? Dat van Rompuy uit de zorgen is over ditte of datte ? Nee, mis, men wil zeggen dat Van Rompuy zijn zorgen uit over... in dit geval de situatie in Griekenland.
Ik heb het gevoel dat de schrijvelaar zijn zinsbouw toch wel wat duidelijker mag formuleren. Het zou véél duidelijker en minder misleidend zijn, mocht de schrijver geschreven hebben: Van Rompuy uit zijn zorgen over... Dat woordje zijn doet je eerder denken aan het werkwoord uiten dan aan het woordje uit. Helemaal klaar is het ook hier niet, zodat er misschien moet gezocht worden naar een ander woord dan uiten?
Maar het is op zich een bewijs dat Nederlands niet zo makkelijk is ! Geef deze tekst aan iemand die Nederlands leert, of laat het eens vertalen door zo'n vertaalprogramma, dan zul je zien dat de kans groot is, dat je een foutieve vertaling krijgt. Let op, we praten hier over het Nederlands, maar je kunt dit doen met zowat iedere taal. In bijna iedere taal heb je woorden die identiek geschreven of uitgesproken worden, maar een gans andere betekenis hebben.
Ik vraag me af hoe deze dingen tot stand zijn gekomen. Wellicht hebben we dat te danken aan het feit dat taal niet zo maar op één plaats en op één tijdstip ontstaat. Taal is een gegroeid en groeiend iets. We kunnen dit zelfs nog vandaag de dag vaststellen. We krijgen een pak nieuwe toestellen, en deze dingen krijgen een naam. In ons Nederlands neigen we tegenwoordig nogal naar overnemen van het Engelse woord voor dat ding, die dan door het gebruik eigenlijk plots ook Nederlands wordt. Maar je kunt nog meer zien in de spreektaal...
Vroeger had zowat ieder gemeente (soms zelfs iedere wijk) een eigen vorm van dialect. In deze tijd wonen de mensen niet meer honkvast in hun gemeente, maar meer dan ooit migreren ze naar andere streken (meestal in eigen land). Daar komen ze met hun dialect terecht in een ander spreektaal. Als er zo maar ééntje komt, dan heeft dat weinig of geen invloed, maar als er zoals nu heel veel migratie is, dan zie je dat het oorspronkelijke dialect verwatert. Het wordt niet vervangen door de pure nette taal, maar door een vlotte spreektaal, waarbij niemand nog zijn eigen taal spreekt, maar men een soort gemene deler spreekt. Maar binnen die gemene deler zie je verschillen. De gemeenschappelijke spreektaal in Oudenaarde is anders dan die in Gent, want binnen dat mengelmoesje is de hoofdtoon te danken aan de grootste hoeveelheid mensen die in een bepaalde klankkleur spreken.
Iemand met een goed oor, kan zelfs binnen die quasi uniforme spreektaal van een bepaalde gemeente horen van waar de spreker oorspronkelijk afkomstig is, want ook al spreekt hij de gemeenschappelijke spreektaal, hij houdt bepaalde woorden, bepaalde klanken van uit zijn eigen moeder-dialect.
Met andere woorden, door de vele migraties verdwijnt de streektaal niet, het ontwikkelt zich tot een nieuw geheel, met kleinere verschillen, en makkelijker bruikbaar over de "grenzen" van gemeenten heen. Het is, met andere woorden, niet meer zo scherp afgetekend als vroeger, toen je werkelijk in ieder gemeente een eigen klankkleur, een eigen dialect had.
Je zou kunnen stellen dat we groeien naar een dialect die uitvloeit over de oude grenzen heen, en die niet meer beperkt wordt door gebied, alleen nog door landgrenzen en door verre afstanden.
Je kunt dit op zich weer vaststellen op het arbeidsvloer. Want net als je de migratie kent inzake wonen, ken je ook steeds meer een soort migratie inzake werken. Je woont in het ene gebied, en je werkt kilometers verder in een ander gebied. Dit betekent dat mensen met bijvoorbeeld de huidige gemeenschappelijke spreektaal uit Gent plots samen zitten met mensen uit de spreektaal-regio van Hasselt en Oostende , en daar opnieuw een soort taal ontwikkelen die bruikbaar is voor allen. Deze taal evolueert telkens er nieuwe inbreng komt... of zelfs als er elementen uit verdwijnen.
Het is dus niet echt meer een heel sterk, heel eigen dialect die er zich ontwikkelt, het is een heel soepel iets, die zich heel snel en heel makkelijk aan past aan de omstandigheden.
Eigenlijk is het dan ook een beetje gek, of op zijn minst bizar te noemen, dat men dan niet overschakelt op het ABN, de nette, de zuivere taal.
Of misschien ook net weer niet...
Ik vermoed dat dit komt, omdat het ABN net een beetje te veel Nederlands is, en net een beetje te weinig Vlaams. We kennen het wel, we gebruiken het zo nodig, maar het is niet echt "eigen". Zelfs in de meeste gezinnen die voor de opvoeding van hun kinderen opteren deze op te voeden in het ABN, stellen we vast dat dit ABN sterk Vlaams gericht is, en afwijkt van het ABN van Nederland. Is het niet in de taal op zich, dan toch wel door de manier waarop het wordt uitgesproken, waarop het wordt gebruikt.
Het echte Vlaams en het echte Nederlands zijn dan ook wel heel sterk verwant, maar niet echt helemaal gelijk. In de schrijftaal is de gelijkenis echter veel groter. (Tenzij je iemand hebt als ondergetekende, die heel makkelijk woorden uit de spreektaal neerpent, en zelfs zelf woorden aaneenflanst...) (Ik heb de automatische woordcorrectie aan, je moest eens al het rood bewonderen terwijl ik aan het schrijvelen ben...)...
Volgens mij is dit geen zwakte, maar eerder een versterkend element. Net zoals ik vind dat het dialect een voortdurende bron van nieuw taal-leven is, zo is het verschil Nederland/Vlaanderen ook een bron van wederzijdse inbreng. En als men in de dikke Van Dale nu ook het Surinaams zijn inbreng laat doen, dan is dat nog meer een verrijking ! Taal moet evolueren, of ze is dood.
En onze taal (en de meeste andere talen) is/zijn -Godzijdank - springlevend.
Maar het is ook net dat leven dat de taal zo moeilijk maakt.
Zeker voor vreemdelingen die dan een andere taal moeten leren.
Denk maar eens aan woordspelingen, en hoe een vreemdeling dat ooit kan leren....
Maar dat neemt niet weg dat we moeten pogen, zeker in een titel, een woordkeuze te gebruiken die de lezer niet op het verkeerde been kan zetten...Tenzij dat net de bedoeling zou zijn ?
tot de volgende ?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten