Image by agriflanders via Flickr
Ik heb nog, in een ver verleden, zitten staren op de kont van het paard... Toen we nog de boeren zagen werken met paarden op het veld, heb ik ook enkele keren, met dat grote zware brave boerenpaard op het veld mogen werken...Tjok, tjok, tjok hoorde je de bijna sloffende gang door de mulle aarde stappen, en zat je rustig op dat ijzeren stoeltje van het werktuig van dat moment. Zo heb ik eens op een hele warme zomerse dag over het veld mogen dokkeren, om de resten van het stro bijeen te garen... Het graan werd in die tijd al machinaal gepikt, maar het dorsen gebeurde nog op de hoeve, met een immens grote machine met grote vervaarlijke vliegwielen. Door een flexibele buis vloog dan het kaf in een brede straal naar buiten, en wee je, als je durfde in die omgeving te komen, want de machinist vond het heerlijk je onder te spuiten met die prikkende kaf.Je moet het eens gedaan hebben, 's morgens rond zes uur, als de dauw nog over de velden hangt, daar zachtjes en zoetjes je laten voeren door het sjokkende paard. Heerlijk.
Ik reed toen ook al met de tractor, en gek genoeg, dat vond ik toen véél leuker, terwijl ik mij veel meer herinner van dat paardenbeest. Ik zie zo nog dat kort afgeknipte staartje heen en weer slaan, wellicht naar de vliegen die hij met dat korte endje niet kon bereiken.
Als we gaan vissen naar Wannegem Lede, dan passeren we een wei, waar nu weer enkele van die mooie massieve boerenpaarden lopen, ieder jaar zien we er ook wel een of enkele veulens bij lopen. En telkens bekijk ik die beesten met wat weemoed... Toendertijd kon je nog op het veld een spade de grond in drijven, je schudde er mee, en al na een korte wijle zag je her en der de regenwormen naar boven komen, vluchtend voor het gevaar, en regelrecht in een ander gevaar terecht komen. Nu mag je staan schudden aan de spade tot je een ons weegt, maar regenwormen zitten niet meer in die hard dichtgereden velden. De machines die er over denderen zijn zo zwaar dat alle aarde gewoon keihard is toegesmakt. En dan zijn ze verwonderd dat bij zware regenval, het water zo over de velden stroomt, recht naar de lager gelegen woningen. Het zijn heus niet alleen de bebouwde gronden, en de verharde wegen die geen water meer drinken, de velden kunnen het alleen nog in de amper opengereten oppervlakte grond, daaronder is alles hard als beton.
We zijn, ook daar, verkeerd bezig, en wie ogen heeft, die ziet het. Maar ja, ook daar is het net als overal, men ziet alleen naar het onmiddellijke gewin. Morgen is immers een dag die nooit komt, want als hij er is, is het alweer vandaag... Stel dat we morgen ons verstand terugkrijgen, dat we weer de grond gaan bewerken in kleinere percelen, met het paard, zonder de grond te vermoorden... Hoe lang zou het duren vooraleer het evenwicht van het bodemleven zich weer heeft hersteld? Hoelang zou het duren vooraleer de regenworm weer toegang heeft verworven in die keiharde ondergrond??? Ik vermoed jaren... zelfs al zou men met zware werktuigen proberen de grond om te woelen tot op een zo groot mogelijke diepte, het gebruik van dat werktuig op zich zou al weer een aanslag zijn op zichzelf.
Hier in ons mooie heuvelende land, zien we dan ook de verschrikkelijke bodemerosie. Bij iedere fikse bui spoelen er massa's aarde weg. In de holle wegen zie je soms de baan niet meer, is alles toegedekt door een dikke laag modder, grond weggespoeld van de velden. Hoelan kan dat nog doorgaan?
Vroeger zag je ieder veld afgezoomd met een beekje, die moest zorgen voor de opvang van het water, en die de met zijn wild begroeide boorden de aarde wat bijeen hield, geholpen door de vele knotwilgen, die niet alleen mooi waren, maar ook dienden voor de verwarming (hout) en stelen voor het handgerei. Zelfs het schoeisel kwam eertijds uit dat wilgenhout. (Kap ik mijn wilgenblokjes, paargewijs uit den boom, 'k zie z' onder broeks of rokjes, haperend aan den zoom... zongen we destijds)
Het onderhoud van die talloze grachtjes, was een karwei, maar de boeren wisten waarom ze het deden...Nu is alles verkaveld en omgetoverd tot grote stukken land, zonder beekjes, hoogstens doorsneden door betonnen baantjes om makkelijker de zware werktuigen te kunnen verplaatsen.
Ik zie de koeien weer in de weiden lopen, maar nu haast allemaal met een halsband om, met een chip er in, die noteert hoeveel melk het machine uit het beest trekt. Je ziet ook die vleeskoeien staan, hier veelal van een misvormd blauwwit ras. Je kunt ze dan herkennen aan die dikke konten, een peirsgat noemen ze die hier, een paardengat, naar analogie van die mooie brabantse boerenpaarden... Niks meer natuurlijk... alles gericht op productie en onmiddellijke winsten.
Wie morgen maalt... als er nog maar te malen zal zijn ???
tot de volgende ?
1 opmerking:
Goedemiddag Toon,
Die koeien heten dikbillen, speciaal gefokt omwille van hun dikke billen, daar komt immers de biefstuk van.
Als een dikbilkalf geboren wordt, hangt de tong uit de bek en dat geeft aan dat het beestje debiel is...
Het heeft bijvoorbeeld geen zuigreflex, bij de mama drinken moet aangeleerd worden.
Die chip aan de halsband heeft niks te maken met de melkgift.
Als het dier aan de voerbak komt, zorgt die chip ervoor dat er precies de juiste hoeveelheid korrels komt...
Voor mij al heel lang geen biefstuk meer dus, brr.
Muulke,
Tiens
Een reactie posten