Ik heb al altijd van taal gehouden, ik deed het graag op school, en ik heb al duizenden boeken vol genot verslonden, ik heb gegierd, gebruld bij de taalvirtuositeit van een Toon Hermans...Kortom taal is één van mijn grote liefdes.
Toen ik amper 18 was, werd in de Chiro voor het eerst de afdeling van de jongknapen opgericht, voor kinderen van 6 jaar tot 8 meen ik mij te herinneren, kortom de kleinsten van de hoop. Ik werd de eerste leider van die jonge snaken, en in een heel korte tijd barstte het aantal jongknapen uit zijn voegen en moest ik aspirantleiders bij krijgen. Eén van de geheimen van het succes was ongetwijfeld "Jantje" een never ending story, een echt verhaal zonder einde, waarin de avonturen van een fictief jantje door mij verteld werden aan die grote bende jongknapen. Gans de dag stond telkens in verband met de avonturen van Jantje. Een avontuur kon kort zijn om een lange dag van spelen in te luiden, het verhaal kon lang zijn als het weer niet toeliet om veel buiten te ravotten. Nu en dan (nu veel minder dan vroeger, nu ik niet meer in Oostende geraak) ontmoet ik nog wel eens een van die jongknapen van toen, en ik zie op hun gezicht een brede glimlach verschijnen als ze mij nog steeds aanspreken met leider Antoon...
Vertellen, verhalen, dat is spelen met de macht van de taal.
Vannacht lag ik te denken dat de taal eigenlijk nog véél rijker is, dan wat wij ooit leerden, dan wat we kunnen schrijven, en ik heb het hier niet over mimiek of over intonatie van de stem, neen, ik heb het over een taal die ik tijdens het opgroeien ergens verloren ben...een soort kindertaal. Ik weet niet of Claude of Diele zich dat nog her inneren, maar wij gebruikten als kind een soort "wenstijd" in onze taal. Wij fantaseerden avonturen die wij zouden kunnen beleven, waarvan wij in ons binnenste héél goed wisten dat het niet kon...Wij hadden daarvoor een speciale manier van spreken ontwikkeld, een vervoeging van de werkwoorden die niet bestond, behalve voor ons, in onze imaginaire denkwereld... Het zinnetje dat wij dan het meest gebruikten was "en tons zaân we..." In het Oostends bestaat geen zaân, dat was een woord die aangaf dat het fantasie was, in het abn zou het zo iets zijn als "en dan zallen we" dat is geen zullen, geen zouden, dat is een wenstijd in een onvervulbare toekomstdroom... Wij beleefden zo hele verbale avonturen, gebonden aan het spel van het ogenblik. Zo als met Claude, toen we in het ijskoude water onze boot lieten varen voortgedreven door de "motor" een oud binnenwerk van een klok, ook dan was het "zaân " niet van de lucht... Dan zallen we met ons schip dat piratenschip dwars door...
Heerlijke tijd. Ik herinner me niet wanneer die onvervuldewenstijd verdwenen is in ons leven... Wellicht is dat stilletjes met het opgroeien weggedeemsterd. Jammer !
Toen mochten we nog "dromen" op klaarlichte dag...Nu kan dat niet meer, of toch zeker niet meer luidop. Ze zouden ons interneren met de diagnose "kierewiet", en toch, het zou zo schoon zijn mochten we dat nog kunnen.
Taal, onverhoopte rijkdom...
Verleden, onverhoopte rijkdom...
Herinner jij je ook nog die gekke "wakker-dromen-tijd"? Dat was toch heerlijk, of was jij een kind zonder al die dromen, al die fantasie?
Sedert Claude hier terug in mijn leven is verschenen, zie ik steeds meer van die avonturen van toen, hoor ik ons in onze taal van toen, weer spelen, weer fantaseren. Wij hadden een rijk leven, wij vulden onze dagen met de schatten die we zelf creëerden... Wij hadden weinig speelgoed, maar wij hadden veel meer dan de kinderen van nu, wij hadden onze dromen. Nu hebben ze zoveel en zodanig gesofisticeerd speelgoed, dat erbij wegdromen bijna niet meer mogelijk is, en ook niet meer nodig is. Nu hebben ze zo'n oplichtend zwaard zoals in de film, wij hadden een gewone stok, maar die was in onze ogen veel mooier dan dat plastic ding van nu, want wij droomden zelf de ingelegde parels en diamanten in ons gouden handvest, en de kling was van het sterkste damascenerstaal waarin in het blauwzwarte staal de vlammen van zijn eigen hardheid spiegelden, en er was een tekst in gegraveerd, die de vijand nog net kon lezen voor hij sneefde, getroffen door het onoverwinnelijke staal... Het kind van nu heeft wellicht nog nooit van damascenerstaal gehoord, en dat interesseert hem ook niet, want dat is niet echt...sukkelaar !
Taal, boeken om in weg te dromen, bron van spelen ...Wij zaten toen nog in een klasje dat was samengesteld uit eerste, tweede en derde leerjaar, in één klas...en Masoeur Hubertine wist nog de tijd te maken voor een uurtje voorlezen, en met open mond luisterden we naar de avonturen van Boompje en Pereltje, de twee arme chineesjes uit het boek van Boschvogel. Ik heb dat boek nu, ik vond het op de rommelmarkt, en als ik het lees hoor ik opnieuw de stem van masoeur...
Toen ik versgetrouwd, kennismaakte met tante nonneke, bleek de kloosteroverste de zuster te zijn van Boschvogel, en kreeg ik verschillende van zijn boeken cadeau van zusteroverste...Later hoorde ik dat Boschvogel helemaal niet zo'n braaf boontje was als uit zijn boeken zou blijken, maar who cares ???
Laat mij nu nog maar wat verder wegdromen...
tot de volgende ?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten