Ze waren alle vier Cum Laude afgestudeerd aan dezelfde universiteit, ze waren afkomstig van hetzelfde middelgrote stadje in de USA, en hadden besloten om, voor ze naar huis gingen, voor ze aan het werk gingen, nog één keer samen een groot avontuur te beleven.
Een mocht zich nu advocaat noemen, een doctor in de Fysica, een doctor in de geneeskunde en de vierde was nu socioloog...
Ze hadden in hun laatste dagen aan de unief beslist dat ze met het zeilschip van de vader van de advocaat (die zelf ook advocaat was), een grote tocht te maken op de Stille oceaan...
Alleen de advocaat mocht zich zeiler noemen, de anderen waren hooguit enkele keren met hem en zijn vader mee geweest, en hadden wel eens helpen reven en hadden ooit wel eens een goede knoop leren maken...
Maar ze hadden geluk, het was schitterend zeilweer, en haast zonder dat ze iets moesten doen aan het zeilwerk, vaarden ze een hele week, voortgejaagd door een stevige maar heel gelijkmatige vaste wind. Plots was de wind gaan liggen. De zee leek wel van lood, niets roerde.
Ze lieten het schip volledig bezeild liggen, wachtend op de wind.
En wat doen jonge kerels die niets te doen hebben?
Ze bouwen een feestje...
Tegen de avond waren ze alle vier straalbezopen, en kropen in bed.
Midden in de nacht moest de advocaat, we zullen hem James noemen, uit bed... Hij liep - voor zover je dat lopen kunt noemen- het dek op, liep naar achter, toen plots de wind opkwam, ineens, en meteen met een flinke rukwind, de giek zwaaide het dek over, raakte James, en meteen lag hij in zee, en zag het schip verdwijnen.
Gelukkig hadden ze steeds de reddingsgordel om, zodat James zich niet meteen ongerust maakte. Ze zouden wel gewekt worden door het plotse bewegen van het schip en het geklap van de zeilen... Maar voor zo lang hij het schip kon, zien, zag hij niemand aan boord.
James wist het niet, maar hij lag niet stil in het water... Hij maakte deel uit van een stroming, en dreef steeds verder en verder weg van de plaats waar hij te water was geraakt. Hij zag niet eens meer dat in de vroege morgen het schip, tegen de wind in laveerde naar de plaats waar hij te water was geraakt en nog een heel stuk verder ook. Hij zag niet dat ze begonnen in cirkels te varen, hij hoorde nog zag de vliegtuigen die na het noodsignaal waren opgestegen... Hij dreef voortgejaagd door de stroming en de wind steeds verder en verder weg.
Het werd weer nacht, en weer dag en weer nacht, en nog steeds dreef James daar. Gek van de dorst in een zee vol ondrinkbaar water. Hij had geen schoenen aan, en nu en dan schrok hij van een of andere vis die nieuwsgierig die rare dingen kwam bekijken.
Tegen de morgen zag hij in de verte land. Hij probeerde, voor zover hij nog bij machte was, wat te zwemmen in de richting van het land, en toen hij behoorlijk dicht was, merkte hij dat de stroming hem netjes naast het land zou door drijven. Hij zwom al wat hij kon, en na uren wanhopige geploeter voelde hij land onder zich. Hij poogde recht te staan om het strand op te klimmen, maar dat was te veel gevraagd van zijn vermoeide spieren en zijn uitgehongerde en dorstige lichaam. Het duurde een heel eind voor hij uiteindelijk half uit het water, op het strand lag.
De zon was al bijna weer aan het onder gaan, toen hij weer bij bewustzijn kwam. Hij kroop voorzichtig recht, en wankelde het strand over, tot aan de rand van bomen. Gelukkig waren het kokospalmen, en lagen er vruchten op de grond. Maar hoe krijg je die dingen open zonder hulpmiddelen? Wat wij hier kennen als kokosnoot is eigenlijk al "gereinigd", want eigenlijk is er rond de noot nog een centimeters dikke bolster. James sloeg urenlang de ene noot tegen de andere, tot de bolster loskwam. Dan voorzichtig de noot gebroken, want hij wilde de kokosmelk drinken voor zijn verschrikkelijke dorst.
Na al die tijd kon James eindelijk een kop vol kokosmelk drinken. Daarna viel hij weer in slaap.
's Morgens werd hij gewekt door het geluid van de meeuwen die schreeuwend over hem vlogen. Toen hij bewoog, verdwenen zij weer...
James probeerde wat van het vlees van de kokosnoot naar binnen te krijgen, en de tweede noot volledig te ontbolsteren. Dat ging nu veel beter, of het was door het gebeuk van de dag voordien, of door dat hij er wat handiger in werd al gauw los. Ook wist hij de noot te doen barsten, zonder te breken, waardoor haast niets van het kostelijke vocht verloren ging.
Voorzichtig stond hij recht, en keek om zich heen... Een haast eindeloos strand, en een eindeloze oceaan strekten zich voor hem uit. Hij begon langs de bomen te stappen, op zoek naar leven, op zoek naar water...
Na enkele uren stappen moest hij stoppen, hij raapte weer enkele kokosnoten bij elkaar, en wist deze betrekkelijk vlug open te krijgen. Hij dronk de melk van twee noten, at zijn buik vol met het vruchtvlees, en viel in slaap. Na een paar uur trok hij weer verder langs het nog steeds eindeloze strand... Hij zag wel dat het strand niet rechttoe rechtaan liep, maar heel licht afboog. Toen de zon begon te zakken, zocht hij een plaats om te slapen...
morgen het vervolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten