Image by Hans van Putten via Flickr
Vroeger zegde men als 't sneeuwt: "D'Jeezeke schudt zijn beddeke uit"... Nu worden bedden helemaal niet meer uitgeschud, 't zou trouwens niet helpen, uit zo'n stuk kunststof komt misschien wel iets van stof, maar komen zeker geen pluimpjes.In analogie, en meer aangepast aan onze moderne tijd zeg ik dus, met deze Siberische kou: "D' Jeezeke zijn frigo staat open"...Alhoewel het niet helemaal klopt, want als je een frigo opendoet, dan brandt het licht, en licht ...dat is zoek. Ik mag ook niet veronderstellen dat de frigo van God stuk is, of althans het lampje, dus de Heer heeft een frigo zonder lampeke. Heeft hij wellicht ook niet nodig, Hij ziet alles, dus moet hij niet op de tast gaan zoeken naar zijn potteke rijstpap. Voilà nu nog het merk eens opvragen, en dan weten we weeral wat meer van het Goddelijke huishouden.
Ondertussen is het niet meer alleen koud...'t begint nu ook nog te sneeuwen. We hebben weer een "lekkere" ouderwetse winter zegt de weervrouw... Ik vind er weinig lekkers aan, alhoewel, ik zit met plezier mijn kleinkinderen af te spieden als ze in de sneeuw aan het ravotten zijn met hun al even gekke hond. Nu zal ik dat niet zien, want één van de tweeling is wat ziekjes,buikgriepje, en Veerle zit met een zware valling. (zonder be-)
Gisteren belde de juf van Gwendolyn om te zeggen dat Gwendolyn zo heel erg goed haar best doet op school...met een klein foutje...ze kan haar kwebbel niet houden. Waarom ben ik over dat laatste niet verwonderd ? Nu, ik ben al héél tevreden dat alle kleinkinderen hun best hebben gedaan en nog doen. 't Gaat immers over hun toekomst, ook al zijn ze eigenlijk nog veel te jong om dat echt te beseffen. Stel je eens voor dat ze honderd jaar vroeger geboren waren... dan waren ze nu op die leeftijd wellicht al aan het werk in mensonwaardige omstandigheden. Of dat ze niet hier, maar in India of zo geboren waren, dan was het ook nu nog zo... Ze weten het niet, maar het zijn echte gelukzakken dat ze hier leven. (En toch klagen wij ook)
Normaliter gaan we iedere zaterdag naar Tanteke, maar ik vrees dat dit vandaag niet zal doorgaan... met die sneeuw, als je er niet echt door moet, dan ben je beter met wat te wachten, en dan ga ik zondag of maandag wel. Het is bovendien niet echt een goede baan om er naar toe te gaan, de Lange Ast is nu niet precies een van de beste banen, een heel stuk in kasseien, en het is een lange bergop (de Korte Ast is ...veel korter...)
En maar sneeuwen! En met de felle wind, is het stuifsneeuw, en zie je nu al hier en daar dat de baan verdwijnt onder ophopingen van sneeuw. Ik herinner me een winter van lang geleden, toen onze kinderen nog klein waren, en ze op bepaalde plaatsten niet meer te zien waren, zo dik lag de sneeuw opgewaaid. Ergens op zolder moeten er nog dia's liggen met foto's van toen. Zij speelden toen ook met de hond in de sneeuw. Er is niet nieuws onder de zon (in de sneeuw ook niet).
Vandaag worden de twee vermoorde slachtoffers begraven, zo jong uit het leven gerukt... 't Zou niet mogen zijn... Ik wens de ouders alle sterkte toe bij dit verschrikkelijke verlies. Ik weet wat het is, en weet dat ze sterkte van doen hebben. Bij Gezelle vind je enkele mooie gedichten over de dood, niet dat dit veel helpt, maar soms, heel soms helpt verwoorden wel iets.
Traagzaam trekt de witte wagen
door de stille straten toen,
en 't is wenen, en 't is klagen
dat ze bin' de wijte doen!
Stap voor stap, zoo gaan de peerden,
traagzaam, treurig, stille en stom,
en zij kijken, of 't hen deerde,
dikwijls naar hun Meester om;
naar hun Meester, die te morgen
zijn beminde peerdenpaar,
onder 't kammen en 't bezorgen,
zei de droeve nieuwemaar.
"Baai," zo sprak hij, "Baai en Blesse,
heden moeten... stille! fraai!
moeten wij naar d'uitvaartmesse,
met de wagen, Blesse en Baai!"
En toen, na zijn hand te doppen
in't gewijde water klaar,
zegent hij de hoge koppen
van 't onachtzaam peerdenpaar.
En hij kust en kruist ze beiden,
en "gij" zegt hij, "Blesse en Baai,
moet een lijk naar 't kerkhof leiden,
Baai en Blesse, stille, fraai!
Schuimen zoudt ge en lastig zweten,
zo'k u zonder wete liet
van de maren, en ge zoudt verheten
gave'k u de zegen niet!"
En hij zelve kruist en wijdt hem,
eer hij z'in de breidel vangt,
met het water, dat bezijd hem
aan de ruwe bedspond hangt.
Want hij slaapt bij zijn beminde
peerden en verzorgt ze trouw,
trouwer als voor eigen kinde
eigen Moeder zorgen zou.
Hij besproeit, en met gewijden
pallem speerst hij peerd en stal,
om de lijkvaart te bevrijden
van gevaar en ongeval.
Ha! Wie weet hoe veel gevaren
die niet hebben uit te staan,
die met peerden,- God bewaar'hen!-
die met hunne meesters gaan?
Traagzaam rijdt en rolt de wagen,
treurig door de strate voort,
en 't is krijschen en 't is klagen,
dat men onder 't dekzeil hoort.
Stap voor stap zo gaan de peerden,
ziende naar hun meester om;
stap voor stap, als of 't hun deerde,
traagzaam, treurig, stille ... en stom!
Mooi hé ?
tot de volgende...